Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

inwijkeling

betekenis & definitie

Pur. voor: immigrant; in België vaak ook in toep. op pers. die van Vlaanderen (in ruime zin) naar Wallonië, resp. Brussel verhuizen enz.; - in ’t bijz.: pers. die van elders in een bep. stad of gemeente komt wonen (zie voor een voorb. bij uitwijkeling).

Men moet het onzalige, onbeperkt taalvrijheidsregime te Brussel vervangen door structuren die de Vlaamse en Waalse inwijkelingen opvangen in een eigen gemeenschap, die aanleunt bij hun oorspronkelijke volksgroep, Maand febr. 1977, p. 17.

Op enkele jaren tijd is het grootste gedeelte van deze groep inwijkelingen reeds verhuisd en door nieuwe inwijkelingen vervangen. Het is zo erg dat in sommige gemeenten de franstalige groep in de gemeenteraad op enkele jaren van aanschijn verandert, Davidsfonds 1977, 4, 16.

Zij roepen de bevolking op tot verhoogde inspanningen om elke tweetaligheid in de wettelijk-eentalige gemeenten rond Brussel tegen te gaan, en om aan Franssprekende inwijkelingen duidelijk te maken dat ze slechts welkom zijn indien ze zich aanpassen, Nieuwsblad 27/6/1977.

Vier café’s worden door deze inwijkelingen uitgebaat, Gazet v. Antw. 30/6/1977.

Tot deze dienst wenden zich veelal mensen uit organizaties van en voor inwijkelingen, buitenlandse studenten, vluchtelingen enz., Vrouw en Wereld dec. 1977, p. 4.

Wrang is wel dat de illegale inwijkelingen door hun gidsen werden achtergelaten op nauwelijks drie kilometer van een van de zeldzame autowegen, die door zuidwest-Arizona lopen, Laatste Nieuws 8/7/1980.

< >