Wat is de betekenis van haast?

2024-04-20
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

haast

haast - Zelfstandignaamwoord 1. de drang hebben om iets snel te doen Ik heb haast. Haast is wel geboden. haast - Bijwoord 1. bijna Dingen die lekker lang duren, lijken haast niet meer te mogen....

2024-04-20
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

haast

haast - bijwoord 1. nog net niet helemaal ♢ het is haast tijd om te gaan Bijwoord: haast Synoniemen bijna, hoegenaamd, nagenoeg, schier, vrijwel, zowat

2024-04-20
Vlaams-Nederlands woordenboek

Peter Bakema (2003)

haast

- in zeven haasten, in allerijl. In zeven haasten zette ik m'n fiets op de te kleine stoep. De fiets viel om. Een grote rosbief van wel drie kilo viel uit mijn mand en rolde recht in een paardenvijg. - HN, 30-12-2002. - haast en spoed is zelden goed, haastige spoed is zelden goed. Haast en spoed is zelden goed. In de krant van...

2024-04-20
Dromen encyclopedie

Fink (1998)

Haast

Men is gejaagd; maar eigenaardig genoeg bereikt de gehaaste mens nooit z’n doel. Het lijkt wel alsof het onbewuste ons wil afremmen met het gezegde: haastige spoed is zelden goed. Langzaam komt men dus ook vooruit.

2024-04-20
Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

haast

I. Als znw. In zeven haasten, haastig, in allerijl; - (spreekw.) haast en spoed (is) zelden goed, haastige spoed. Met mijn pakje ben ik Veerle gaan vaarwel zeggen, gelukkig ook dat het in zeven haasten moest gebeuren, TEIRLINCK 195Z, 1, 166. Van haar hoorde ik, dat Embo er ijlings vandoor was gegaan, en dan nog met Marieke die hij i...

2024-04-20
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Haast

Het Nederlandse zelfstandige naamwoord haast en het Engelse haste zijn beide afkomstig van het Fransehâte, dat weer uit een ouder woord haste is ontstaan. De vraag of dit woord haast: spoed, snelheid hetzelfde is als haast: bijna moet bevestigend worden beantwoord. Er is namelijk behalve het zelfstandige naamwoord haast ook een bijvoeglijk na...

2024-04-20
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Haast

1. s., ha(e)st; — hebbend, hastich; — hebben, hastich wêze; in —, yn ’e flecht; in grote —, yn sawn hasten; er is grote bij, it baernt op ’e neil, it driuwt; het heeft geen —, it driuwt net, it baernt net; heeft dat zo’n...

2024-04-20
Woordenboek Nederlands-Turks

Mehmet Kiriş (2024)

Wil je toegang tot alle 17 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-20
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Haast

v., 1. snelheid in het uitvoeren van iets, inz. te grote snelheid, overijling: de haast, waarmede hij alles doet, maakt dat zijn werk slordig is ; er moet haast met de zaak gemaakt worden, men moet voortmaken; — hoe meer haast, hoe minder spoed, (ook) haast en spoed, zelden goed, (ook) haastige spoed is zelden goed, hoe haastige...