Zuidnederlands Woordenboek

Walter De Clerck (1981)

Gepubliceerd op 03-02-2023

bende

betekenis & definitie

Groep; vaak in toep. op het gezin; in de wielersp.: peleton.

Was hij thuis, dan werd er altijd een «babbeltafel» gehouden.... De maaltijden zijn de enige gelegenheden om de gehele bende bijeen te krijgen, DURNEZ z.j. (± 1958), 69.

Dat andere moeders ook soms met de handen in het haar zitten, omdat ze het niet aankunnen, ondanks het feit dat ze hun bendeke gaarne zien, Vrouw en Wereld okt. 1976, p. 40.

Halfweg de veertiende ronde worden Galdos en Huysmans op hun beurt gegrepen door de achtervolgende bende, Gazet v. Antw. 25/7/1977.

Opm.: In de standaardt. uitsl. in ongunstige zin.

< >