(Croissant en Bretonnière, 1873; Vidal, 1893) noemt men een groep kleurstoffen waarvan de constitutie eerst in de laatste tijd wat meer bekend is geworden. Zij worden bereid door samensmelten van zeer verschillende organische stoffen met zwavel en zwavelnatrium, soms na elkaar, meestal te zamen in waterige of andere oplossing, bij temperaturen tot boven 300 gr.
C. Hierdoor treedt op verschillende wijzen zwavel in het molecuul en ontstaan er kleurstoffen van tamelijk echte, doch meestal gedekte tinten. Zuiver rood ontbreekt nog steeds. Zij gedragen zich bij het verfproces als ,,kuip”-kleurstoffen, d.w.z. men kan ze slechts uitverven na reductie in een zwavelnatriumhoudend bad, waardoor het product oplosbaar wordt. De toepassing is bijna uitsluitend op katoen en andere plantaardige vezelstoffen en de uitvervingen zijn meestal zeer goed wasecht en behoorlijk doch matig lichtecht. Het zwavelzwart T, een der grootste producten der gehele kleurstoffenindustrie, is zelfs zeer goed lichtecht. Daar van hun constitutie nog te weinig bekend is om als leidraad te kunnen dienen voor een systematische indeling, behandelen wij deze producten in volgorde van hun kleur.Gele zwavelkleurstoffen worden bijv. verkregen door „zwavelen” van metatoluyleendiamine (eventueel onder toevoeging van benzidine). De zwavelsmelt wordt vervolgens door verhitten met een zwavelnatriumoplossing oplosbaar gemaakt, tot oplossing gebracht en de kleurstof met C02 of NaHCOs neergeslagen, afgeperst en gedroogd.
Bruine zwavelkleurstoffen verkrijgt men bijv. door versmelten van phthaloylmetatoluyleendiamine met zwavel bij 300 gr. C. en „ontsluiten” met zwavelnatriumoplossing (sulforoodbruin). Ook talrijke organische afvallen (bloed, hout, plantenextracten) geven bruine kleuren door eenvoudig versmelten met natriumpolysulfiden (Cachou de Laval).
Blauwe zwavelkleurstoffen zijn belangrijke concurrenten van indigo. Immedialreinblauw (Cassella) uit de polysulfidesmelt van het indoaniline uit phenol en paradimethylaminoanilin. Omtrent hun configuratie weet men iets meer en wij geven als voorbeeld: Immedialindon, pyrogeenindigo zijn dergelijke zwavelingsproducten van verschillende indophenolen en indonaftholen.
Hydronblauw R en G staan enigszins tussen de kuip- en de zwavelkleurstoffen in. Het zijn belangrijke producten en zij worden, evenals de anthrachinonkuipkleurstoffen, uit een hydrosulfietbad geverfd. De verschillende merken zijn licht-, was- en chloorecht. Men condenseert paranitrosophenol bij zeer lage temperatuur (—35 tot —23 gr. C.) in 95 pct zwavelzuur met carbazol, resp. methylearbazol, waarna de leucoverbinding van het indophenol door reductie met ijzer verkregen wordt. Het gereinigde leucoindophenol wordt alsdan met een polysulfide (bijv. Na2S8) in alkoholische resp. butanoloplossing gedurende vele uren gekookt.
Groene zwavelkleurstoffen. Zeer merkwaardig is dat toevoeging van koper aan de polysulfidesmelt van verschillende blauwe zwavelkleurstoffen de tint naar groen doet veranderen. Ook het indophenol uit N-phenyl-i.amino-8. naphtaleensulfonzuur vindt hier toepassing. Verder noemen wij nog de violette en bordeauxrode zwavelkleurstoffen welke geringere betekenis hebben en ten slotte het reeds eerder genoemde zwavelzwart T (verschillende merken en namen), waarvan Fierz-David het gebruik op 10 000 ton jaarlijks schat. De kleurstof is zeer was- en lichtecht en laat zich gemakkelijk bereiden door koken van het 2.4-dimitrophenol met natriumpolysulfide waarna de kleurstof door luchtinblazen wordt neergeslagen.
Lit.: H. E. Fierz-David, Künstliche organische Farbstoffe (1926); O. Lange, Die Schwefelfarbstoffe, ihre Herstellung und Verwendung (1925).; K. Venkataraman, The Chemistry of Synthetic Dyce (1952).
DR IR J. S. PETRUS BLUMBERGER.