Aangezien de zoutafzettingen, waaronder steenzout het grootste volume inneemt, zich ten opzichte van druk plastischer gedragen dan de er onder en boven liggende sedimenten, zijn zij, wanneer zij onder druk kwamen, intensief geplooid. Het best bekend zijn de zoutafzettingen in Duitsland uit de Zechstein, omdat zij in verband met het optreden van kalizouten intensief ontgonnen worden.
Er is gebleken, dat het zout in Duitsland veelal pijlervormig dwars door de toedekkende lagen gedrongen is. Lachmann heeft dit verklaard in verband met het geringere s.g. van het steenzout, vergeleken met dat der toedekkende lagen. Hierdoor is het zout, wanneer daarvoor door een of andere geologische gebeurtenis gelegenheid werd gegeven, isostatisch gerezen en als plastische massa door de toedekkende sedimenten naar boven geperst. Zulke zoutpijlers zijn later bij tientallen ook elders gevonden.Ten dele zijn het doorbraken van zout uit de kernen van anticlinalen, zoals in Roemenië en Perzië, ten dele zijn zij zonder toedoen van plooiingstektoniek ontstaan, zoals in de V.S. in Texas en Louisiana, waar reeds over de 100 zoutpijlers bekend zijn, evenals in Perzië. De inwendige bouw der zoutpijlers is zeer ingewikkeld, aangezien de zoutlagen als het ware door een cylinder naar boven geperst zijn. De plooi-assen lopen ten dele verticaal, ten dele scheef en horizontaal. In principe zijn alle structuur-eigenaardigheden der Duitse zoutpijlers experimenteel nagebootst in het Laboratorium voor Experimentele Geologie te Leiden.
In Nederland is door de Ned. Aardolie Mij onder Schoonlo (13 km ten Z.O. van Assen) een zoutpijler aangetoond. Een 641 m diepe boring toonde van 143-226 m diepte anhydriet aan en bleef van 226 m tot op de bereikte einddiepte in steenzout.
Bij latere onderzoekingen, uitgevoerd door de Nederlandse Aardolie Maatschappij in opdracht van de Koninklijke Nederlandsche Zoutindustrie, werd bij Winschoten een zoutpijler aangeboord, waarvan de top reikt tot ca 400 m beneden het aardoppervlak. Deze pijler, die een lengte en een breedte heeft van verscheidene kilometers, werd op enige plaatsen doorboord tot een diepte van 1000 m, waarbij dus een onderaards zoutmassief van meer dan 600 m hoogte werd aangetoond. De gunstige ligging van deze pijler t.o.v. de zeehaven Delfzijl heeft plannen doen ontstaan tot oprichting van een sodabedrijf; de benodigde grondstof zout kan in de vorm van pekel door een 25 km lange pijpleiding van Winschoten naar Delfzijl getransporteerd worden.
Lit.: A. J. Mulder, De zoutpijler van Schoonlo. Geologie en Mijnbouw 1950, blz. 169-176.