Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Steenzout

betekenis & definitie

(= keukenzout = haliet), NaCl, is een regulair mineraal, dat in kuben kristalliseert, een hardheid van 2,5 en een s.g. van 2,16 bezit. Het is kleurloos of geel, rood of blauw gekleurd.

Het treedt als gesteente in lagen op, veelal afgewisseld door lagen van andere zouten, en is dan een scheikundig neerslag uit zeewater. Geologisch is ’t het waarschijnlijkst, dat de indamping van zeewater in tijdelijk van de oceaan afgesloten zeebekkens bij ca 25 gr. C. heeft plaatsgevonden. Theoretisch zou de opeenvolging van uitkristallisatie bij 25 gr. C. en dus de opeenvolging van zoutlagen moeten zijn (het laatst uitgekristalliseerd: boven; het eerst uitgekristalliseerd: onder):10. Bischofiet, MgCl26H20
9. Carnalliet, KMgCl3.6H20 + Kieseriet, MgS04.H20
8. Kainiet, KCl.MgSO4.3H2O + Kieseriet
7. Leoniet, Mg2K3Na(S04)4. + 8H20+Reichardtiet, MgS047H20
6. Astrakaniet, Na2Mg(S04)2. 4H 20 + Reichardtiet
5. Steenzout, +polyhaliet, 2(CaS04).MgS04. K2S04.2H20
4. Steenzout + anhydriet CaS04
3. Steenzout + gips, CaS04.2H20
2. Gips
1. Kalksteen, CaC03 (Zechsteinkalksteen)

Economisch van het grootste belang zijn de verschillende kalizouten: polyhaliet, kainiet en carnalliet, en het later gevormde sylvien, KCl.

Nu heeft het geologisch onderzoek in de talrijke kali-mijnen in Duitsland nooit een profiel gevonden als theoretisch verwacht mocht worden. Janecke heeft hiervoor de volgende verklaring gegeven. De gemiddelde temp. van 25 gr. C. schommelde vermoedelijk tussen een wintertemperatuur van 15 gr. C. en een zomertemperatuur van 35 gr. G., waardoor in de winter gevormd reichardtiet in kieseriet veranderd werd. Belangrijker is echter, dat de zoutafzettingen na haar vorming door andere sedimenten toegedekt werden en gedurende dit proces daalden. Volgens Rinne bedroeg de daling 5000-7000 m, hetgeen een toeneming der temperatuur met zich meebracht van 150 gr. C.-210 gr. G. Hierdoor werden de zoutafzettingen gemetamorphoseerd. Later werden deze scheikundige sedimenten ten dele omhooggeperst, waardoor zij in koudere omgeving kwamen en wederom metamorphe verschijnselen optraden, die echter niet eenvoudige omkeringen van de eerste metamorphose konden zijn, omdat door de persing oplossingen weggedrukt waren.

Bovendien is gebleken, dat in Duitsland gedurende het Zechstein-tijdperk ten minste tweemaal een min of meer volledige zoutafzetting heeft plaats gevonden, die zich nu verraadt door onderaan een laag van anhydriet (uit laag 2 af te leiden), daarboven een dikke afzetting van steenzout (met anhydriet-laagjes (3 en 4)) en eindelijk een reeks van kalizouten (5-9 in het bovenstaande profiel).

Op sommige plaatsen in Duitsland ligt het zout vrij vlak tussen de daaronder en daarboven liggende lagen, maar op talrijke plaatsen is het zout sterk geplooid pijlervormig omhoog gekomen. Zoutpijlers zijn bij honderdtallen van Duitsland, Roemenië, Algiers, Perzië, Texas, Louisiana en enige andere streken bekend. Slechts wanneer het tot volledige indamping van zeewater gekomen is, treden de kalizouten op, en over een veel kleiner gebied dan het steenzout, omdat de indamprest een veel kleinere oppervlakte innam dan de oorspronkelijke binnenzee.

In Nederland zijn bij Winterswijk 200 m dikke zoutafzettingen door de Rijksopsporing van Delfstoffen aangetoond, ca 180 m Zechsteinzout en hoger 20 à 30 m Röt-zout, d.w.z. uit de boven Buntsandstein (trias). Het laatste zout wordt in Boekelo en bij Hengelo ontgonnen. Kalizouten zijn in Nederland practisch niet gevonden. Behalve uit Midden-Duitsland zijn deze bekend uit de Elzas en uit Catalonië.

PROF. DR B. G. ESCHER.

< >