(off. afkorting Tex.) is een der staten aan de Mexicaanse Golf in het Z.W. der V.S., die zijn naam en zijn motto „Friendship” ontleent aan het Indiaanse woord Tejas (= vrienden). Als bijnaam is in gebruik „The Lone Star State”, hetgeen betrekking heeft op de vlag van Texas, die één ster op rood-wit-blauwe achtergrond vertoont.
Met 692 393 km2 (17 X Nederland), waarvan 9570 km2 water, is Texas wat oppervlakte betreft vèrweg de grootste der V.S. Hij strekt zich uit tussen 250 5T en 36° 30' N.Br. en tussen 93° 31' en 106° 38' W.L.
In het Z.W. geeft de Rio Grande de grens aan met de Mexicaanse provincies Tamaulipas, Nuevo Leon, Coahuila en Chihuahua en van El Paso af met de staat Nieuw-Mexico. Op 320 N.Br. bereikt Texas met 1225 km zijn grootste lengte. De grens loopt van hieruit rechtlijnig naar het O. tot 103° W.L., vervolgens naar het N. tot de „Panhandle” van Oklahoma en weer naar het O. tot ioo° W.L., waar Texas met 1000 km zijn grootste breedte heeft. De grens volgt hier de 100ste lengtegraad in zuidelijke richting tot de Red River, die, in O. richting stromend, de grensrivier is met Oklahoma en Arkansas. Van de stad Texarkana af is de scheidingslijn met Arkansas en Louisiana weer recht in zuidelijke richting getrokken tot de Sabine River, die in zuidelijke richting stromend tot zijn monding in de Mexicaanse Golf de grens tegenover Louisiana vormt. Van hier af grenst Texas tot aan de mond van de Rio Grande aan de Golf van Mexico met zijn sterk gelede kustlijn, die met en zonder inhammen een lengte heeft van resp. 5410 en 1770 km.
Wat bevolking betreft is Texas met (1950) 7711 190 inw. de 6de der V.S.; de staat heeft dus een bevolkingsdichtheid van ca 11 inw. per km2 (V.S. gem. 19 inw. per km2). De bevolkingstoeneming sedert 1940 bedroeg 20,2 pct (gem. V.S. 14,5 pct). In 1950 bestond 12,7 pct der bevolking uit negers en waren er 2740 Indianen. De grootste immigrantengroepen (foreign born) waren Mexicanen, Duitsers en Tsjechen; bijna 63 pct der bevolking leefde in plaatsen groter dan 2500 inw. Het geboortecijfer van Texas lag in 1948 met 26,8 per mille boven het nat. gem. (24,2 per mille), het sterftecijfer met 8,7 per mille er onder (V.S. 9,9 per mille). Texas heeft het grootste aantal counties in de V.S.: 254. De hoofdstad Austin ligt aan de Colorado River in Travis County.
HET NATUURLANDSCHAP
Texas bestaat uit 3 vlakten, die terrasvormig naar het W. toe oplopen. Evenwijdig aan de kust bevindt zich de ca 250 km brede maar langs de rivieren zich tot 500 km in de binnenlanden uitstrekkende kustvlakte. De rivieren hebben diepe baaien gevormd, waaraan zich een reeks uitstekende havens bevindt. Voor de kust liggen langgerekte zandbanken (o.a. Galveston Island, Matagorda ïsland, St Joseph Island, Mustang Island en Padre Island), waarachter uitgestrekte lagunen zijn ontstaan. Naar het W. toe wordt de kustvlakte afgesloten door de Blacklands, een rijk agrarisch gebied, waarachter zich als begin van de Central Plains van Lake Texoma in het N. tot Del Rio aan de Rio Grande het Balcones Escarpment verheft met een hoogte van 200 tot 300 m boven de zeespiegel. Deze vlakte, die naar het W. toe langzaam oploopt tot een hoogte van ca 900 m, strekt zich uit tot aan de Pecos River en vormt het voornaamste veeteeltgebied van de staat. Het zuidelijk deel neemt het Edwards Plateau in, in het N. ligt de bergketen Cap Rock, terwijl zich tussen deze beide gebieden naar het W. toe tot over de grens van Nieuw-Mexico de Llano Estacado of Staked Plains bevindt, een droog steppengebied, deels met woestijnkarakter, met een oppervlakte van ca 200 000 km2, dat tot 1500 m oploopt. Het westelijkste deel, Trans-Pecos-Texas, is een ruwe hoogvlakte. Hier verheffen zich de uitlopers van het Rotsgebergte: Santiago Mountains, Glass Mountains, Twin Mountains, Davis Mountains, Apache Mountains, Diablo Mountains, Delaware Mountains en Guadelupe Mountains; in de laatste bevindt zich, aan de grens van Nieuw-Mexico in Gulberson County, de Guadelupe Peak, met 2736 m het hoogste punt van de staat.
Alle rivieren van Texas voeren haar water naar de Mexicaanse Golf. Tot het Mississippi-stroomgebied behoren de in westelijke richting stromende Canadian River en Red River met talrijke zijrivieren, die het noordelijk deel van de staat ontwateren. Door het oostelijk deel van Texas stromen de Sabine River en de Trinity River in Z.Z.O. richting. De grote rivieren van Midden-Texas zijn de Brazos, welker bronrivier in Bayly County aan de grens van Nieuw-Mexico ontspringt en die, in Z.O. richting stromend, o.a. de Little River en de Navasota River opneemt, en de Colorado River, die van Austin af bevaarbaar is. Op het Edwards Plateau ontspringt een reeks kleinere rivieren, o.a. Guadelupe River, San Antonio River en Nueces River, die eveneens in Z.O. richting stroomt, terwijl de voornaamste stroom van het Z. en W. van Texas de Rio Grande is, die in Mexico Rio Bravo del Norte wordt genoemd. Deze grensrivier, welker dal een belangrijk agrarisch gebied vormt, heeft slechts één belangrijke noordelijke zijrivier, de Pecos River, die in Z.O. richting stroomt.
Vele rivieren vormen in haar loop kleine meren, waarvan vermeldenswaard zijn: Gaddo Lake, aan de grens van Louisiana, Bridgeport en Eagle Mountain Lake in de Trinity, Lake Kemp in een zijrivier van de Red River, Red Bluff Lake in de Pecos River en een aantal zoutmeren zonder afvloeiing in het W. van de staat, waarvan de Dry Salt Lake in Hudspeth County de meest bekende is. Van meer betekenis is het kunstmatige meer Lake Texoma, ontstaan door indamming van de Red River.
Ruim 14 000 000 ha land zijn met bossen bedekt, vnl. naaldwouden, er zijn ca 700 000 ha National Forests en 2600 ha State Forests; ca 4000 soorten wilde bloemen geven aan Texas van Mrt tot eind Oct. een fleurig aanzien, evenals 100 cactusvariaties en ca 550 soorten grassen. Grotere dieren zijn vrijwel verdwenen. Van de vroeger zo talrijke bisons, eens naar schatting 60 millioen stuks, en van de bergschapen (Bighorns) leven nog enkele exemplaren in reservaten. In de westelijke bergstreken komen nog beren, panters, jaguars en wilde muildieren voor. Een groot gevaar voor de veeteelt vormt de veelvuldig voorkomende prairiewolf. In de riviermoerassen leven alligators, en gifslangen zijn over de hele staat verspreid. Bij de ca 700 vogelsoorten zijn talrijke trekvogels. Vooral bekend is de avifauna aan de mond van de Rio Grande.
HET KLIMAAT
varieert door de grote uitgestrektheid van de staat van het semi-tropische zeeklimaat in het Z.O. tot het landklimaat met grote temperatuurverschillen in het N.W. De gem. jaartemperatuur loopt van ca 55 gr. F. in het N.W. op tot ca 75 gr. F. aan de Rio Grande-delta. De gem. Jan.-temperatuur is te Amarillo (in de N. W.-hoek), El Paso (in het uiterste W.), Fort Worth (MiddenTexas), de N.O. havenstad Galveston en Brownsville aan de Rio Grande-mond, resp. 33,1 gr., 44,6 gr., 46 gr., 53,8 gr. en 59 gr. F., de gem. Juli-temperatuur resp. 75,9 gr., 81,9 gr., 84 gr., 83,3 gr. en 84 gr. F. De hoogste in Texas genoteerde temperatuur was 120 gr. F. (te Seymour, Baylor County), de laagste —23 gr. F. (Seminole, Gaines County). Langs de kust komen jaarlijks gem. slechts 3 tot 4 dagen met vorst voor, in het N.W. ligt dit aantal boven de 100. Het groeiseizoen varieert van 205 dagen in het N.W. tot 330 dagen in het Z.O. De gem. jaarlijkse neerslag is in bovengenoemde steden resp. 533, 234, 816, 1170 en 792 mm. De meeste regen valt in het voorjaar en in Sept. Sneeuwval is slechts in het W. van betekenis. Gevreesd is de in alle jaargetijden en meestal plotseling opkomende Northern, een Noordenwind, die het kwik binnen enkele uren tientallen graden kan doen dalen. Wervelstormen teisteren herhaaldelijk het kustgebied; rampjaren waren 1900 (ca 5000 doden in de omgeving van Galveston), 1947 en 1950.
MIDDELEN VAN BESTAAN
Wat waarde der bodemrijkdommen betreft, neemt Texas met (1948) 2,8 milliard dollar de eerste plaats in de V.S. in. Hier bevindt zich meer dan de helft der nationale petroleumreserve en uit ca 75 000 over de gehele N. en O. gebieden verspreide bronnen boort men dagelijks aardolie ter waarde van ca $ 1 750 000. In het N.W. wint men natuurlijke gassen; de heliumproductie bij Amarillo is de grootste der V.S.; 3U van de nationale zwavel komt van de kustvlakte bij Corpus Christi. De uitgestrekte kolenlagen zijn nog nauwelijks in exploitatie gebracht. In het Z.W. bevinden zich rijke zilver- en kwikmijnen. Andere delfstoffen zijn: koper, lood, grafiet, zink, mangaan, goud, bazalt, graniet, zout, marmer, leem, zand- en kalksteen. Aan het strand vist men millioenen tonnen schelpen voor industriële doeleinden. De waarde van de visserijproducten bedroeg in 1947 ruim 3 millioen dollar, vnl. garnalen, oesters en red snappers. De pelsdierenjacht gaat sterk achteruit, het voornaamste pelsdier is de muskusrat, die evenwel steeds meer van fokkerijen komt. De houtvesterij is, zoals in alle Golf-staten, van grote betekenis. Men kapt vnl. naaldhout in het O. van de staat.
Texas heeft (1945) het grootste aantal boerderijen (385 000) met de grootste gezamenlijke oppervlakte (57,2 millioen ha) in de V.S. De landbouw omvat ca 45 commerciële gewassen, waaruit het inkomen in 1949 met $ 2,15 milliard hoger was dan in enige andere der V.S. Het voornaamste product is katoen, waarvan Texas in 1949 met 5,9 millioen balen 37 pct van de nationale oogst leverde. De productie van wintertarwe staat op de tweede plaats in de V.S. Andere belangrijke producten zijn maïs, haver, rogge, sorghum en rijst, die men in de N.O. kustvlakte verbouwt. De tuinbouw, voor het merendeel in het O. gevestigd en extensief beoefend, levert grote hoeveelheden spinazie, tomaten, uien en aardappelen op. Aan de benedenloop van de Rio Grande kweekt men citrusvruchten en aardnoten, met welke vruchten Texas de tweede plaats in de V.S. inneemt. Belangrijker echter zijn perziken en walnoten. De omgeving van Tyler is het centrum van de grootste rozenkwekerijen ter wereld.
Wat veeteelt betreft staat Texas alleen bij Iowa ten achter. In de uitgestrekte Z.W. vlakten grazen de grootste kudden rundvee, schapen, geiten en muilezels in de V.S. Meer en meer gaat men van slachtvee naar melkvee over. De schapen- en Angorawolproductie is met ca 75 millioen pond jaarlijks de grootste in de V.S. De pluimveeteelt komt snel op en in 1949 nam de eierproductie met 2,8 milliard stuks reeds de vierde plaats in de V.S. in. Texas heeft de meeste kalkoenen van Amerika.
Met (1950) 7128 industriële vestigingen staat Texas op de negende plaats in de V.S.; de (toegevoegde) waarde der producten bedroeg in dit jaar 1,7 milliard dollar. De fabrieken, die vnl. in het O. van de staat gevestigd zijn, verwerken hoofdzakelijk grondstoffen en agrarische producten. De eerste plaats nemen de olieraffinaderijen in. Hierop volgen vleesconserven, katoenzaadolie, benodigdheden voor petroleumwinning, meelwaren, lederwaren, machinerieën, houtproducten, zwavel en textiel. Sedert 1912 ontvangt een groeiend aantal fabrieken electriciteit van de talrijke aan stuwdammen gelegen krachtstations.
Terwijl Noord- en Oost-Texas een goed spoorwegnet hebben, bedienen slechts 2 lijnen, resp. van Fort Worth en van San Antonio naar El Paso, de uitgestrekte westelijke gebieden. Hier is de auto, waarvan er in 1949 ca 2½ millioen geregistreerd waren, vrijwel het enige verkeersmiddel; het benzineverbruik is hier dan ook op twee staten na het hoogste in de V.S., en de lengte der verharde wegen staat met 314000 km verreweg bovenaan. Ook het vitale verbindingsgebied van de Llano Estacado, eens een verkeershindernis voor welker overwinning men zelfs kamelen importeerde, wordt thans door talrijke wegen doorkruist. Een enorme vlucht nam de luchtvaart. Van de talrijke vliegvelden zijn vnl. de knooppunten El Paso, Dallas, Fort Worth en San Antonio van betekenis. Tot de verkeerswegen van het O. behoren ook talrijke in hun benedenloop bevaarbare rivieren. Van de vele uitstekende havens staan Houston, Beaumont en Port Arthur bovenaan met (1948) een goederenverkeer van resp. 35, 25 en 20 millioen ton. 70 pet van hun exporten bestaat uit petroleum. Het gem. jaarlijkse inkomen was in 1950 met $ 1278 het hoogste van het Z.W., maar lag nog beneden het nat. gem. ( $1436).
STEDEN
(cijfers van 1950). Van de havensteden zijn vermeldenswaard Port Arthur (57 000 inw.) en Beaumont (94 000 inw.) aan de Neches River, aan de Galveston Bay Houston (596 000 inw.), de grootste haven aan de Mexicaanse Golf, en Galveston (66 000 inw.); Corpus Christi (108 000 inw.) aan de gelijknamige baai en Brownsville (36 000 inw.) aan de mond van de Rio Grande. In het N.O. ligt de rozenstad Tyler (39 000 inw.) en in de uiterste N.O.-hoek, gedeeltelijk op het grondgebied van Arkansas, het agrarische centrum Texarkana (40000 inw.). Langs het Balcones Escarpment bevindt zich een stedengordel, waarin (van N. naar Z.) de volgende steden liggen: de oliestad Wichita Falls (68 000 inw.), de industrie- en handelscentra Fort Worth (279 000 inw.) en Dallas (434 000 inw.), het culturele centrum Waco (85 000 inw.), de hoofdstad Austin (132 000 inw.), San Antonio met een rijk en kleurig verleden (408 000 inw.) en Laredo (52 000 inw.), een der voornaamste invalspoorten naar Mexico. In het N.W., de Panhandle van Texas, liggen de olie- en heliumstad Amarillo (74 000 inw.) en de marktplaats Lubbock (72 000 inw.). De voornaamste plaats van Midden-Texas is San Angelo (52 000 inw.), de metropolis van het veeteeltgebied en de enige plaats in het W., ca 500 km van de dichtstbij zijnde stad verwijderd is El Paso (130 000 inw.), dat met het in Mexico gelegen Ciudad Juarez één urbaan gebied vormt (ca 200 000 inw.), waarin men talrijke raffinaderijen, grote handelsbedrijvigheid en veel toeristenverkeer vindt. Voorts zijn vermeldenswaard Borger (18000 inw.) in het N.W., waar men ca de helft van de wereldbehoefte aan carbonzwart vervaardigt, het agrarische centrum Abilene (46 000 inw.) in het Midden-Westen, de wolhaven Del Rio (14000 inw.) aan de Rio Grande, het snel groeiende Odessa (29 000 inw.), de oliestad van het W., en het vlakbij gelegen Midland (22 000 inw.), waar zich de financieringsinstellingen voor talrijke westelijke oliemaatschappijen bevinden.
HOGER ONDERWIJS
De voornaamste instellingen voor hoger onderwijs (met het aantal studenten en academische docenten in 1950) zijn: de Staatsuniversiteit te Austin (18535/ 1165), het Agric. & Mech. College of Texas te College Station (8311 / 564), de University of Houston (10 760 / 573) en het eveneens aldaar gevestigde Rice Institute (1566 / 107), het Texas Technical College te Lubbock (6511 / 375), de Southern Methodist University te Dallas (6039 / 400), de Texas Christian University te Fort Worth (5444 / 210), het Texas College of Arts and Industries te Kingsville (2382 / 103), het Texas State College for Women te Danton (2241 / 193), de Trinity University (1468 / 102) en de St Mary’s University (1858 / 80) te San Antonio, het Texas Wesleyan College te Fort Worth (1046 / 57), het Texas Western College te El Paso (2441 / 135), de Midwestern University te Wichita Falls (2000 / 107), het Abilene Christian College (1838 / 73), de Hardin Simmons University te Abilene (2841 / 93), het Steven F. Austin State College te Nacogdoches (1553 / 85) en de negeruniversiteiten Bishop College te Marshall (1004 / 38), Prairie View Agric. and Mech. College te Prairie View (2162 / 128) en Texas State University for Negroes te Houston (2073 / 279).
RECREATIE EN BEZIENSWAARDIGHEDEN
De uitgestrekte en schaars bevolkte gebieden van Texas bieden een overvloed aan recreatiemogelijkheden. Er zijn voorts ca 35 State Parks, waarvan Longhorn Gavern State Park met een grot, waarvan 12 km electrisch verlicht is, en Palo Duro Canon State Park, een sterk geërodeerd gebied met praehistorische sporen, vermeldenswaard zijn. In 1944 werd in een bocht van de Rio Grande het bijna 300 000 ha omvattende Big Bend National Park opgericht, een vulkanisch rotsgebied met tot 600 m diepe canons en Mexicaanse flora.
Jacht op wild, vissen en watervogels vormt de voornaamste attractie van Texas. Aan de kust zijn enkele bekende badplaatsen, en jachthavens gevestigd, o.a. Galveston en Corpus Christi. In de westelijke gebieden laat men ten behoeve van de toeristen het cowboy-verleden herleven, ’s Winters vormt El Paso wegens zijn droog en zonnig klimaat een toeristencentrum. In en nabij de steden zijn talrijke uit de Spaanse tijd daterende en deels architectonisch belangwekkende gebouwen, veelal missiehuizen, te bezichtigen, in welk opzicht vooral San Antonio genoemd mag worden. In Pecos County bevindt zich een oliebron, die met 4657 m het diepste gat ter wereld is. Aan de Galveston Bay is een 174 m hoog monument opgericht ter herinnering aan de veldslag tegen de Mexicanen in 1836, waardoor Texas onafhankelijk werd.
BESTUUR
Texas leeft onder de constitutie van 1876. De volksvertegenwoordiging bestaat uit twee lichamen met resp. 31 en 150 leden. Met uitzondering van 1928 stemde de staat sedert 1876 overwegend op de Democratische Partij. Een groot deel der negers is practisch van zijn kiesrecht beroofd door kiezersbelasting ($ 1,75) en terreur. Sedert 1882 zijn in Texas 346 negers gelyncht. De „color-bar”, die zich behalve tegen de negers ook tegen de Mexicanen richt, speelt een grote rol in het politieke en sociale leven van de staat. In de federale regering is Texas vertegenwoordigd door 21 afgevaardigden en 2 senatoren.
Geschiedenis
Reeds in 1519 en 1527 bezeilden resp. Francisco Garay en Nuho de Guzman de kusten van Texas, maar de eerste authentieke verhalen komen van Cabeza de Vaca, die met drie mannen van de Narvaez-expeditie in 1528 als schipbreukeling in Texas landde, in 1535 de Indianen ontvluchtte en te voet dwars door het continent naar Californië trok. Gedurende ruim een eeuw volgden sporadisch vergeefse rooftochten van Spanjaarden, die soortgelijke goudsteden als in Mexico zochten. De eerste nederzetting werd in 1685 door La Salie gesticht (Fort St Louis) en na 1690 vestigden er zich verscheidene missionarissen, vnl. Franciscanen. Texas werd een Spaanse provincie, waarin in 1810 echter nog geen 3000 blanken woonden en die herhaaldelijk door Amerikaanse avonturiers werd geteisterd.
Toen Mexico in 1821 onafhankelijk werd, vormde Texas een deel van deze republiek en ontstond onder Austin en Bastrop het eerste georganiseerde bestuur. Conflicten rezen evenwel tussen het autoritaire Mexicaanse gezag en de talrijke immigranten uit de V.S., die aan Jefferson ontleende liberale ideeën verdedigden, hetgeen in 1825 tot een onafhankelijkheidsbeweging, de Fredonian War, leidde. De opstand werd onderdrukt en immigratie uit het Noorden verboden, hetgeen echter een averechtse uitwerking had. Toen petities geen succes boekten en Austin gearresteerd werd (1833), organiseerde Sam Houston, een Amerikaan, die in de Indianenoorlogen en als gouverneur van Tennessee zijn sporen had verdiend en zich als advocaat in Texas had gevestigd, het verzet. In 1835 proclameerde hij de onafhankelijke republiek Texas, voerde zijn troepen in verschillende wisselvallige gevechten aan en behaalde tenslotte in 1836 de overwinning van San Jacinto. Nog in hetzelfde jaar kwam een constitutie tot stand en Sam Houston werd president. Ondanks een toestroom van immigranten, vnl. Fransen en Duitsers, bleef de situatie van de jonge republiek precair. De ,,Texas Rangers” moesten voortdurend vechten tegen vijandige Indianen en invallen van Mexico, terwijl een poging om het tegenwoordige gebied van Nieuw Mexico te bezetten faalde. Men zocht daarom steun bij de V.S., waar evenwel de meningen verdeeld waren. Terwijl het Noorden tegen de opneming van de slaven houdende staat was, juichte het Zuiden om dezelfde reden annexatie toe. Onderhandelingen leidden ten slotte in 1845 er toe, dat Texas als het eerste en enige voordien souvereine gebied en onder zeer gunstige voorwaarden als 28ste staat in de Unie werd opgenomen. De geschillen met Mexico waren hierdoor niet opgelost en leidden mede tot de oorlog van 1846-’48, die tevens een vergroting van het gebied van Texas bracht.
Tegen de wens van Houston, die afgezet werd, koos Texas in de Burgeroorlog de zijde der Geconfedereerden, waarvoor het een belangrijke ravitailleringsbasis vormde. Slechts weinig gehavend door de oorlog, ontwikkelde de economische toestand zich hierna zeer gunstig. De veehandel bloeide en de wijde grasgebieden van het Westen, tot die tijd het vrije domein van Apachen en Comanchen, werden opengelegd. Interne moeilijkheden ontstonden, toen met de komst van het prikkeldraad de vrije weidegronden (range) en hiermee de bestaansgrond van vele veehouders gingen verdwijnen (Fence cutting War). Bloedige gevechten, die nog steeds in de folklore voortlevende avonturiers („Bad Men”) tot kortstondige glorie brachten, waren er het gevolg van. De 20ste eeuw bracht Texas, naast zijn andere talrijke natuurlijke rijkdommen, met de exploitatie der petroleumvelden een nieuwe bron van welvaart. De coalitie der grootgrondbezitters, die belang hebben bij de economische afhankelijkheid en politieke onmondigheid van de op hun katoenvelden werkende negers, en de oliebaronnen, die met president Truman in een conflict waren gewikkeld over de eigendomsrechten der onder de vloedspiegel gelegen olielagen, deden in de laatste jaren het voor het Zuiden merkwaardige verschijnsel ontstaan van een herleving der Republikeinse Partij in Texas.
PROF. DR A. N. J. DEN HOLLANDER
Lit.: L. J. Wortham, A Hist, of T. (5 din, Fort Worth 1924); J. F. Dobie, Coronado’s Children (Dallas 1931); S. H. Lowrie, Culture Conflict in T. (New York 1932); R. N. Richardson, The Commanch Barrier to South Plains Settlement (Glendale 1933); E. H. Sellards e.a., The Geology of T. (2 dln, 1933_,35); P- S. T ay lor, An American Texican Frontier (Chapel Hill 1934); M. J. Atkinson, The T. Indians (San Antonio 1935); E. B. Sayler, An Archeological Survey of T. (Globe 1935); W. P. Webb, The T. Rangers (Cambridge-Mass. 1935); J. F. Dobie, The Flavor of T. (Dallas 1936); M. Skully, This is T. (Austin 1936); C. E. Castaneda, Our Catholic Heritage in T., 1519-1936 (7 din, Austin i936-39); D. Coolidge, T. Cowboys (New York 1937); W.P.A. (Guide Series), San Antonio (San Antonio 1938); C. A. Warner, T. Oil and Gas since 1543 (Houston 1939); W.P.A. (Guide Series), Beaumont (Houston 1939); J. H. Plenn, Saddle in the Sky (Indianapolis 1940); F. Hertneck, Kampf um T. (Leipzig 1941); W.P.A. (Guide Series), Houston City Guide (Houston 1941); Idem, Corpus Christi Guide (Corpus Christi 1941); W. Haynes, The Stone that burns; the Story of the American Sulphur Industry (New York 1942); G. S. Perry, T., a World in Itself (New York 1942); R. W. Steen, 20th Century T. (Austin 1942); J. F. Dobie, Guide to the Life and Lit. of the Southwest (Austin 1943); O. P. White, T., an Informal Biography (New York 1945); J L. McCarty, Maverick Town (Norman 1946); G. Peyton, City in the Sun (New York 1946); D. Day, Big Country T. (New York 1947); W. R. Hogan, The T. Republic (2de dr., Norman 1947); J. R. Motheral, Trends in the T. Farm Population (Texas Agric. Expt. Sta. Report 1098, Nov. 1947); J. F. Dobie, The Longhorns (Boston 1949); Idem, Vaquero of the Brush Country (2de dr., Boston 1949); L. Nordyke, Cattle Empire (New York 1949); W.P.A. (Guide Series), T., a Guide to the Lone Star State (5de dr., New York 1949); R. Bedichek, Adventures with a T. Naturalist (2de dr., New York 1950); Idem, Karankaway Country (New York 1950); J. L. Fulmer, Agric. Progress in the Cottonbelt since 1920 (Chapel Hill 1950); R. S. Henry, The Story of the Mexican War (Indianapolis 1950); C. L. Sonnichsen, I’ll die before I’ll run (New York 1951).