Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Wsewofod Michajlowitsj GARSJIN

betekenis & definitie

Russisch novellenschrijver (district Bachmud 14 Febr. 1855-St.Petersburg 5 Apr. 1888), uit een adellijke half-Tataarse stam in het gouvernement Woronesj geboren, bezocht het gymnasium en daarna de mijnbouwschool te St Petersburg. In 1877 nam hij als vrijwilliger deel aan de Russisch-Turkse oorlog en werd bij Ajaslar gewond.

Toen bepaalde hij zich tot letterkundige arbeid. Sedert 1883 was hij te St Petersburg secretaris van het congres der gevolmachtigden van Russische spoorwegen. De verschrikkingen van de oorlog, die hij had meegemaakt, bleven hem steeds bij, zodat hij een poging tot zelfmoord deed, die wel is waar niet gelukte, maar aan welker gevolgen hij uiteindelijk toch stierf. Garsjin is een van de beste Russische novellisten uit zijn tijd.

In zijn schrijftrant en in zijn psychologische analyse bemerkt men de invloed van Dostojewskij en Leo Tolstoi. Tot zijn novellen behoren: Vier dagen, De lafaard, Attalea princeps, De rode bloem en Een korte geschiedenis. In de eerste twee geeft hij de verschrikkingen van de oorlog in beeld, zoals iemand slechts uit eigen ondervinding kan doen. Attalea princeps is een fabel met dieren en planten in menselijke verhoudingen. In Een korte geschiedenis verhaalt hij ons de ontrouw van een vrouw jegens een verminkt soldaat. Zij zijn verschenen in 3 bundels (St Petersburg 1883’88).

Sommige zijn in het Nederlands vertaald(o.a. in: Russische Novellen, Zeist 1928).Bibl.: Verz. werken uitg. d. Marks (Petersburg 1910) en d. Ladysjnikow (Berlin 1920); Brieven (Moskou 1934); Vier dagen, Ned. vert. in De Ploeg V (1912) en Morks Mag. (1936); De rode bloem (Krasnyitswetok) en Een nacht (Notsj), vert. d. A.

G.Schot 0935) ? Attalea princeps, vert. d. A. G. Schot in Spectator (15/22 Dec. 1946); Duitse vert. der werken d.

F. Fritsche (2 dln, 1920).

Lit.: K. Cukovskij, V. M. G. in: Lica i maski (Petersburg 1914); S.

N. Durylin, Rejun i G. (Moskou 1926); E. Zelm, Studien über V. G. (1935); A.

G. Schot, W. M. G. in de Spectator (25 Aug. 1946).

< >