Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Wolter Robert van HOEVELL

betekenis & definitie

baron, Nederlands staatsman en schrijver (Deventer 15 Juli 1812 - ’s-Gravenhage 10 Febr. 1879) promoveerde Sept. 1836 in de godgeleerdheid. Als Gronings student nam hij deel aan de Tiendaagse Veldtocht.

Nov. 1836 naar Indië vertrokken, werd hij predikant te Batavia. Het Bataviaas Genootschap van Kunsten en Wetenschappen benoemde hem tot president. Met S. A. Buddingh en P. Meijer richtte hij het Tijdschrift van Ned.-Indië op (eerste nummer Apr. 1838).

In zijn wijze van strijd voor een vrijere ontwikkeling der Indische maatschappij ondervond Van Hoevell in Regeringskringen geen bijval. Vooral de eerste politieke vergadering, 24 Mei 1848 te Batavia gehouden, waar de opheffing van het monopolie van de Delftse Academie werd geëist, wekte in hoge mate het ongenoegen der Regering. J. C. Baud* noemde de deelnemers „leeglopers” en „woelgeesten”. Van Hoevell zag zich gedwongen eervol ontslag te vragen, dat hem 3 Aug. 1848 werd verleend.

In Nederland teruggekeerd, rustte hij niet vóór de ontevredenheidsoekase der Indische Regering werd ingetrokken en hij bij K.B. Sept. 1849 van alle blaam werd gezuiverd. Onmiddellijk na terugkomst in Nederland nam Van Hoevell maatregelen om het Tijdschrift van Ned.-Indië, waarvan de uitgave in Indië gestaakt was, in Nederland te doen verschijnen. Als lid van de Tweede Kamer (19 Nov. 1849 - 1862) zette hij de strijd voort. Bij de behandeling van het nieuwe Regerings-Reglement (1854) wees Van Hoevell er op, dat de „welvaart der koloniën zelf boven alles moest gaan, ook omdat dan de voordelen voor het moederland duurzamer zullen zijn”. Ofschoon veel van Van Hoevells denkbeelden in het nieuwe R.R. toepassing vonden, kon het toch niet de goedkeuring van hem en Thorbecke wegdragen: het ging de liberalen niet ver genoeg. In 1862 werd hij benoemd tot lid van de Raad van State.PROF. DR C. GERRETSON

Bibl.: Reis over Java, Madoera en Bali in het midden van 1847 (1849); Parlem. redevoeringen over kol. belangen, 4 dln (ZaltBommel 1862-1865); Tochten van een Engelschman door den Ind. Archipel (Zaltbommel 1853) (vert. m. aantekeningen); Uit het Indische leven (Zaltbommel 1860); Slaven en vrijen onder de Ned. Wet, 2 dln (Zaltbommel 1854); Verder artikelen in Tdschr. v. Ned.-Indië, De Gidsen Verhand. Bat. Gen.

In het laatste tijdschrift o.m. bewerking van het Maleise gedicht Sjaïr Bidasari m. vert., en — samen met R. Friedrich — een Beredeneerde Beschrijving d. Jav. monumenten van het Kab. v. Oudh.

Lit.: G. H. van Soest, in Tdschr. v. Ned.-Indië (1879) ; Idem in reeks: Mannen van Beteekenis, X, 5 (1879); P. J. Veth, Ontdekkers en Onderzoekers (Leiden 1884).

< >