Nederlands graecus (Zwolle 22 Febr. 1883 - Amsterdam ii Febr. 1951), zoon van de vorige, studeerde te Amsterdam en Berlijn, was leraar aan de gymnasia te Zwolle en Hilversum, conrector te ’s-Hertogenbosch en sinds 1923 hoogleraar in de Griekse taal- en letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Hij is vooral bekend geworden door zijn studies van de zgn.
Nieuwe Komedie en zijn uitnemende vertalingen.Bibl. (voorn. werken): De Lysidis dialogi origine, tempore, consilio (1909); Grieksche Lyriek (1923); Menander, Het Scheidsgerecht (1929); Grieksche Origineelen en Latijnsche Navolgingen (1936); Theophrastus’ Zedeprenten (1936); Two Comedies by Apollodorus of Carystus (1938); The Greek Aulularia (1940).