Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

William ellery CHANNING

betekenis & definitie

Amerikaans godgeleerde en philanthroop (Newport, Rhode Island, 7 Apr. 1780 - Benington, 2 Oct. 1842), studeerde te Harvard toen hier een verschuiving uit het Calvinisme in meer liberale richting gaande was. Sedert 1803 was hij predikant bij een der puriteinse Congregationalistische gemeenten van Boston.

In 1819 bleek uit een bevestigingspreek, die Channing te Baltimore hield en verder uit zijn artikelen in „The Christian Disciple”, o.m. gericht tegen de aanvallen in de Calvinistische „Panoplist”, dat hij zelf overtuigd unitariër was. De naam vermeed hij bij voorkeur, maar het leerstuk der Triniteit verwierp hij; dikwijls noemt men hem en de zijnen Arianen, ook is een vergelijking met de Groninger richting uit het midden der i gde eeuw in Nederland wel op hem toegepast. Channing begaf zich ook in sociale problemen, terwijl zijn gemeente oorspronkelijk vrij eenzijdig meer uit de gegoede burgerij bestond, en in politieke vraagstukken; op beide gebieden was zijn tact niet steeds te prijzen. Zijn persoon was intussen aantrekkelijk en zijn invloed onder de Unitarians is van de grootste betekenis geweest, hij werd de onbestreden leider.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK

Bibl. o.m.: Slavery (1835); Thoughts on the Evils of a Spirit of Conquest and on Slavery, A Letter on the Annexation of Texas to the United States (1837). W. H. Channing, Memoirs of W.

E. Channing with Extracts from his Correspondence and Manuscripts (1848); Chr. redevoeringen (1855); Zede- en staatkundige toespraken (vert. d. C. Star Numan, 1850).

Lit.: C. P. Hofstede de Groot, W. E.

Gh., een apostel der evang.-cath. kerk (1858); J. W. Chadwick, W. E.

Ch., Minister of Religion (1903); C. VV. Eliot, Four American Leaders (1906); E. M.

Wilbur, Our Unitarian Heritage (1925); W. Burggraaff, The Rise and Development of liberal Theology in America (1928).

< >