Engeb schilder (York 10 Mrt 1787 - 13 Nov. 1849), genoot weinig schoolonderwijs, kwam in 1805 te Londen in de leer bij Thomas Lawrence, bij wie hij leerde copiëren (1807). Tegelijkertijd studeerde hij aan de Royal Academy, waar hij zich toelegde op de studie van het menselijk lichaam.
Etty is onder de Engelse schilders bij uitstek de vertolker van het vrouwelijk naakt, een onderwerp, dat zijn landgenoten in het Regencytijdperk (1810-1820) weinig lag. Vandaar dan ook dat zijn eerste inzendingen voor de exposities van de Royal Academy meestal geweigerd werden en altijd weinig succes hadden. Zijn eigenlijke onderwerp, het vrouwelijk naakt, gaf hij weer in de vorm van mythologische, historische of allegorische voorstellingen, welke in feite slechts middel waren. Ook pretendeerde hij morele waarden uit te drukken; zijn werk b echter vnl. op het aesthetische gericht en vertoont weinig psychologische interesse. Van 1820 af begon het publiek enige belangstelling te tonen voor zijn mythologische voorstellingen. Op een reb naar Italië, in 1822, bestudeerde hij Correggio, Titiaan en Veronese en legde zich toe op hun kleurtechniek. Hij is er dan ook menigmaal in geslaagd hun warme kleuren in zijn eigen werken na te bootsen (diep blauw en -rood). In 1830 trok Etty naar Parijs, waar hij ondanks de troebelen van de Juli-revolutie, in de musea copieerde en de invloed van de Franse Rococo-schilders, o.a. van François Boucher (1703-1770) onderging. Bij zijn terugkeer in Engeland verklaarde hij het „Continent” niet te kunnen waarderen en er niet meer te willen reizen; desalniettemin maakte hij in 1840 en ’42 een reis naar België om er Rubens’ werk te leren kennen.Ca 1830 bereikte Etty het hoogtepunt van zijn kunnen, hij werkte toen zeer snel; na 1830 ging zijn gezondheid achteruit en werkte hij te vlug en daardoor vluchtig. In 1848 verhuisde hij naar York, om nog eenmaal (zomer 1849) naar Londen terug te keren ten einde de grote tentoonstelling van zijn levenswerk te openen. Etty stond lang in contact met Millais en via deze beïnvloedde hij de Prae-rafaëlieten; trouwens, zijn invloed op de gehele jongere kunstenaarsgeneratie was groot.
AR. SCHIPPERS
Lit.: Alexander Gilchrist, Life of W. E., 2 dln (London 1855); W. C. Monkhouse, Pictures by W. E. (1874); J. D. Linton, The art of W. E. in: Magazine of Fine Arts (London 1905); W. Gaunt and F. G. Roe, Etty and the nude. The art and life of W. E. (Leigh-on-Sea, Essex 1943).
ETUDE
(uit het Frans) is een kort instrumentaal muziekstuk, waarin een bepaalde technische moeilijkheid wordt behandeld. Meestal is de étude gebouwd als een monomotivische liedvorm. Men onderscheidt technische études, die uitsluitend bedoeld zijn om een technisch detail te beoefenen; melodische études, waarin behalve het technische doel ook gestreefd wordt naar een melodisch muzikale inhoud ter beoefening van de muzikale voordracht en concert-études, waarin wel is waar technische moeilijkheden worden behandeld, doch zodanig dat zij een grote virtuositeit vereisen en een plaats op de concertprogramma’s waard zijn.
Tot de eerste groep behoren de meeste études van Czerny, tot de tweede groep vele van Cramer, Heller e.a. en tot de derde groep die van Chopin, Liszt, Debussy e.a.