Engels dichter (Great Berkhampstead, Herts, 15 Nov. 1731 -East Dereham, Norfolk 25 Apr. 1800), was van zijn jeugd af mensenschuw en leed later aan vlagen van krankzinnigheid. Hij bezocht Westminster School en studeerde rechten.
In 1767 vestigde hij zich te Olney in de woning van Mrs. Unwin, waar hij de vriendschappelijke omgang genoot van de predikant Newton, die aanvankelijk een gunstige invloed op hem uitoefende. Hij schreef hier in samenwerking met Newton geestelijke liederen, de beroemde Olner Hymns, die nog steeds gezongen worden, en in 1782 gaf hij een bundel gedichten uit, welker dweepzieke toon echter weinig beviel. Omstreeks die tijd kwam hij in kennis met lady Austin, die hem tot dichten inspireerde en aldus onttrok aan veel ziekelijk gemijmer.Nu schreef hij de humoristische ballade John Gilpin en The Task (1785), een gedicht, didactisch van toon, maar aantrekkelijk door de aardige natuurbeschrijvingen, door de humor en de oprechte godsdienstzin, die er uit spreken en die grote bijval vonden. Hij vervaardigde, om zich te verstrooien, een vertaling van de Ilias en van de Odyssee, doch zijn zwaarmoedigheid keerde telkens terug en hij stierf in waanzin. Hij was, zoal geen groot, toch een echt en belangrijk dichter, een voorloper van de romantiek in zijn ware liefde voor de natuur en het eenvoudige leven. Zijn brieven worden ook zeer gewaardeerd.
Bibl.: Voll. uitg. van zijn werken ed. R. Southey (1835-’37), 15 dln, herdr. 1853-’55, 8 dln; Poëzie: ed. H.
S. Milford (1905, herdr. 1926), ed. H. d’A. Fausset (1931)- Correspondence, ed.
T. Wright, 4 dln (1904); Unpubl. and uncoll. letters, ed. T. Wright (1925).
Lit.: L. C. Hartley, W. G. the Humanitarian (Univ. of N.
Carolina 1938); Lord David Cecil, The Stricken Deer or the Life of C. (1929) ; G. Thomas, W. C. and the eighteenth century (2nd ed. London 1948).