Nederlands violist en dirigent (Dordrecht 16 Febr. 1856 - München 22 Febr. 1934), studeerde aan de conservatoria te Leipzig en te Brussel (o.m. viool bij Wieniawsky), vervolgens nog bij Joachim te Berlijn.
Op 20-jarige leeftijd werd hij concertmeester van het parkorkest te Amsterdam. Daarnaast was hij werkzaam als koordirigent te Dordrecht en in 1884 als directeur van een muziekschool aldaar. Toen in 1888 het Concertgebouworkest werd opgericht werd Kes tot dirigent daarvan benoemd. Wat hij aan pionierswerk voor dit orkest niet alleen, maar ook voor het Nederlandse muziekleven in die tijd heeft verricht is van onschatbare waarde.
De geringe waardering die Kes in eigen land ondervond dreef hem in 1896 naar het buitenland, eerst als dirigent van het Scottish Orchestra te Glasgow, twee jaar later als dirigent te Moskou, in 1901 ook als directeur van de muziekschool der philharmonie. Van 1905-1926 was hij werkzaam als directeur van het conservatorium en als dirigent van de „Musikverein” te Koblenz. Daarna trok hij zich uit het openbare leven terug. Kes schreef o.m. een symphonie, ouvertures, een ballade voor koor, soli en orkest, werken voor viool, voor piano en liederen.
Lit.: G. K. Krop, Concertgebouw in diamant (1949).