Zuidduits edelman (Rimpar bij Würzburg 1 Juni 1503-gevierendeeld Gotha 18 Apr. 1567), liet zich door Johan Frederik, ex-keurvorst die in 1547 zijn gebied aan hertog Maurits van Saksen had moeten afstaan, overreden om door een omwenteling te trachten de oude toestand te herstellen. 13 Oct. 1563 werd Grumbach in de Rijksban gedaan, omdat hij het Domkapittel van Würzburg met geweld gedwongen had, hem in zijn vroegere bezittingen te herstellen. Bij vorige wanordelijkheden over deze particuliere kwestie was reeds een bisschop van Würzburg vermoord (15 Apr. 1558: Grumbacher twisten).
Nu sloot Grumbach zich nog des te nauwer bij Johan Frederik van Saksen aan en verbond zich ook met Frankrijk. Van Kerstmis 1566 - 13 Apr. 1567 werd hij in Gotha door keurvorst Augustus van Saksen belegerd. Johan Frederik moest naar Wenen in ballingschap. In de roman Hohenschwangau van Gutzkow (1868) en in een novelle van Wilhelm Jensen (1877) wordt het geval Grumbach behandeld.Lit.: Ortloff, Geschichte der Grumb. Händel (4 dln, 1868-’70).