is het geheel van rechtsregels (burgerrechtelijke en publiekrechtelijke), met de wateren en het gebruik daarvan in verband staande. In Nederland weinig bekend, is dit begrip in de meeste andere landen zeer gangbaar.
Bij uitbreiding brengt men hieronder soms ook het recht betreffende het vervoer te water (zeerecht, binnen vaartrecht). In de oude Nederlandse handelssteden was het „Waterrecht” het rechtscollege speciaal belast met zaken van zeevervoersrecht, zeeverzekering, averij e.d.In engere, burgerrechtelijke betekenis noemt men waterrecht: de bevoegdheid tot het gebruik van een zekere uitgestrektheid water voor enig bepaald doel, bijv. tot opstuwing ten behoeve van een watermolen.
Deze rechten hadden soms de vorm van een servituut (erfdienstbaarheid) ; en dan passen ze zonder meer in het huidige rechtsstelsel. Soms ook gingen ze terug op een verlening of erkenning door de landsheer, of op een verwerving door langdurig gebruik, verjaring; of dergelijke waterrechten nu nog gehandhaafd kunnen worden, is betwist. De meeste der waterrechten zijn vanzelf tenietgegaan, of beëindigd door afkoop of op andere wijze. De Provinciale Staten zijn bevoegd de uitoefening van dergelijke waterrechten te regelen (in het belang der waterhuishouding) en hebben van deze bevoegdheid in verscheidene gevallen gebruik gemaakt.