is een der oudste vormen van verzekering. Uitvoerig wordt deze verzekering geregeld in de 9de Titel van het Tweede Boek van het Nederlandsche Wetboek van Koophandel.
De zeeverzekering kan tot onderwerp hebben het casco en de kiel van het schip, ledig of geladen, gewapend of niet, alleen of te zamen met andere varende; het tuig en de takelage; het oorlogstuig; mondbehoeften en in het algemeen alles wat het schip, tot het in zee brengen toe, gekost heeft; de ingeladen goederen; de verwacht wordende winst; de te verdienen vrachtpenningen; het gevaar der slavernij (art. 593 W.v.K.). Niet vatbaar voor verzekering volgens art. 599 W.v.K. zijn de voorwerpen, waarin volgens de wetten en verordeningen geen handel mag worden gedreven, en schepen, Nederlandse of vreemde, die tot vervoer van zodanige voorwerpen zijn gebruikt.De verzekeraar is in het algemeen niet alleen aansprakelijk voor de schade, die tijdens de reis voorvalt, maar ook voor schade tijdens de lading en de lossing. De wet brengt voor rekening van de verzekeraar alle verliezen en schaden, die aan de verzekerde voorwerpen overkomen door storm, onweder, schipbreuk, stranding, het overzeilen, aanzeilen, aanvaren, aandrijven, gedwongen verandering van koers, van de reis of van het schip, door het werpen van goederen, door brand, geweld, overstroming, neming, kapers, rovers, aanhouding op last van hogerhand, verklaring van oorlog, represailles; alle schade, veroorzaakt door nalatigheid, verzuim of schelmerij van de schipper of de scheepsgezellen en, in het algemeen, door alle van buiten aankomende onheilen, hoe ook genaamd, tenzij door de bepalingen der wet of der polis de verzekeraar van het lopen van enige dezer gevaren zij vrijgesteld. Voor sommige gevallen beperkt de wet de aansprakelijkheid. Ook kan de verzekeraar door verschillende bedingen in de polis zijn verantwoordelijkheid beperken (bijv. door het beding vrij van molest (artt. 647-649 W.v.K.), waarbij de verzekeraar bevrijd is, zodra het verzekerd voorwerp vergaat of bederft door geweld, neming, kaperij, zeeroverij, aanhouding op last van hogerhand, verklaring van oorlog (en represailles). Dit gebeurt herhaaldelijk; dientengevolge is daarnaast de afzonderlijke molestverzekering, vooral onder de invloed der wereldoorlogen 1914-1919 en 1940-1945, sterk opgekomen. Is de verzekering gesloten met het beding vrij van beschadigdheid (art. 646 W.v.K.), dan is de verzekeraar niet aansprakelijk, wanneer de verzekerde voorwerpen bedorven of beschadigd ter plaatse van bestemming aankomen, maar alleen wanneer zij hun bestemming niet bereiken. Een soortgelijke uitwerking heeft de bij schepen dikwijls voorkomende, door de wet niet genoemde verzekering op behouden varen; de verzekeraar is alleen aansprakelijk, als het schip niet ter bestemmingsplaats aankomt ten gevolge van een in de polis genoemde ramp, niet als het gehavend aankomt.
Wat de te vergoeden schade betreft, geldt bij verzekering van een schip het volgende. Is het schip met averij aangekomen, dan wordt vastgesteld, of de reparatiekosten minder dan wel meer dan drie vierden van de waarde van het schip zouden belopen. Belopen zij minder, dan draagt de verzekeraar twee derden der reparatiekosten en blijft een derde voor rekening van de verzekerde wegens veronderstelde verbetering van oud tot nieuw, tenzij de verzekerde kan bewijzen, dat de reparatie geen verbetering of vermeerdering der waarde van het schip, hoegenaamd, heeft teweeggebracht, in welk geval de volle reparatiekosten worden vergoed (art. 716 W.v.K.); de gevallen, die de wet noemt, zijn niet limitatief op te vatten. Zouden de reparatiekosten meer dan 3/4 der waarde van het schip belopen, dan wordt het schip ten aanzien van de verzekeraar als afgekeurd beschouwd en moet deze vergoeden de volle som, waarvoor verzekerd is, onder korting van de waarde van het beschadigde schip of wrak (art. 717 W.v.K.). In dit geval kan de verzekerde ook gebruik maken van het recht van abandonnement.
Lit.: J. G. L. Nolst Trenité, Zeeverzekering (in: Ned. Assurantierecht, 2de dr. 1928); W. L.
P. A. Molengraaff, Leidraad bij de beoef. v. h. Ned. Handelsrecht, 2de dl (8ste dr., op dit punt bewerkt door G. W.
Star Busmann), blz. 834-885, 888-895; T. J. Dorhout Mees, Schadeverzekeringsrecht, 3de dr. (1953)» blz. 520-691.