woord dat oorspronkelijk alleen werd gebruikt ter aanduiding van de kennis van speciale handelswaren bij kooplieden en technici, verkregen op meer of minder theoretische basis door jarenlange ervaring. Het wordt tegenwoordig ook gebruikt ter aanduiding van de kennis van de physisch-chemisch-technische eigenschappen der diverse groepen van waren, ten behoeve van analytisch onderzoek en ten slotte betekent warenkennis ook de economisch-technische kennis van de productie van handelswaren in verband met hun handel.
In de laatste betekenis voert de studie er van tot merkwaardige inzichten in de structuurveranderingen van industrie en handel. Als voorbeelden dienen: de ontdekking van de Engelsen Thomas en Gilchrist maakte mogelijk, de minderwaardige Duitse (en later de Franse) ertsen te gebruiken voor prima ijzer. Dit vereiste weer cokesproductie in de onmiddellijke nabijheid van de ijzerindustrie (die later zo uitgroeide, dat de ertsen uit Frankrijk moesten komen). Hierdoor werden moderne cokesfabrieken gebouwd, die zoveel teer als bijproduct opleverden, dat in Duitsland een krachtige industrie van teerproducten kon opkomen, sterker dan de Engelse, die alleen over ouderwetse cokesovens beschikte.
Uit de autarkische houding van de Duitse regering inzake het toenmalige volstrekte kalimonopolie volgde een ijverig streven allerwegen om kalibronnen op te sporen. Dit voerde tot grote vondsten in Spanje, Amerika en Palestina, die het monopolie voorgoed braken.
DR J. F. VAN OSS
Lit. o.a.: J. F. van Oss, Warenkennis en Technologie (5de dr. I, II, III, Amsterdam 1948-1950); O. L. Erdmann en G. R.
König, Grundriss der allg. Warenkunde, I7de-19de dr. (Leipzig 1925); V. Villavecchia, Dizionario di Mercialogia e di chimica applicata, 4 dln, 4de dr. (Milano i923-26); W. A. Dyes, International es Handbuch d. Weltwirtschaftschemie (1921).