Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VOEDING VAN DIEREN

betekenis & definitie

De dieren zijn voor hun voeding aangewezen op planten en (of) op andere dieren. Zij kunnen niet, zoals de groene planten, zich uitsluitend voeden met koolzuurgas uit de lucht en minerale zouten.

De bestanddelen die, zover bekend, alle dieren nodig hebben, zijn eiwitten, koolhydraten en vetten, water, vitamines en zouten, vnl. van de elementen Na, K, Ca, Mg, Cl, P, S en Fe. Daarnaast nog in veel kleinere hoeveelheden de zgn. sporenelementen als Cu, Mn, Zn. Uit de genoemde organische stoffen verkrijgen zij dan C, H, O, N benevens nog P en S. Naar gelang zij dit alles opnemen uitsluitend uit dierlijke prooien, uitsluitend uit planten of uit beide, noemt men hen carnivoren of vleeseters, herbivoren of planteneters en omnivoren of alleseters. De gasvormige zuurstof, die zij buiten de genoemde stoffen nog nodig hebben, wordt meestal niet onder de voedingsstoffen gerekend en bij het ademhalingsproces behandeld (z ademhaling 2).Van de klassen der Vertebraten zijn de vissen grotendeels carnivoor met enkele omnivoren (bijv. karperachtigen). De amphibieën zijn alle carnivoor; van de reptielen zijn er alleen onder de schildpadden planteneters en alleseters. Onder de vogels vindt men vele carnivoren (roofvogels, visetende vogels als reigers), maar ook vele omnivoren, die naast graan insecten e.d. eten. Uitsluitend planteneters zijn er onder de vogels niet. Onder de zoogdieren komen vele carnivoren (o.a. de roofdieren) en vele planteneters voor (de herkauwers, w.o. koe, schaap, geit, hert, de eenhoevigen w.o. de paarden), ook de apen, die vnl. van vruchten leven. Tot de alleseters behoren o.a. de mens en de varkensachtigen (suiden), benevens de rat.

Ook onder de hoofdstammen der Invertebraten komen de drie genoemde voedingstypen voor. Zo zijn bijv. onder de weekdieren (Mollusken) de Cephalopoden (w.o. vnl. de inktvissen) gespecialiseerde vleeseters, de mosselen (Lamellibranchiaten) alleseters, daar zij plantaardig en dierlijk plankton opnemen; onder de slakken vindt men roofslakken en planteneters. Onder de insecten zijn zeer gespecialiseerde voedingstypen, zoals volwassen vlinders, die uitsluitend honing zuigen, bijen, de bloedzuigende muskieten e.d.

Alvorens te worden opgezogen (geresorbeerd) door de darmwand, ondergaan bij alle dieren de opgenomen voedingsstoffen het proces der spijsvertering (z stofwisseling).

Voor de mens is uitvoerig onderzocht welke de beste en meest economische verhoudingen en vormen zijn waarin eiwit, vet en koolhydraten moeten worden verschaft in de voeding (z voeding). Voor de grote huisdieren werd dit door landbouwkundigen en veterinairen uitvoerig nagegaan. Voor lagere dieren is hiervan weinig bekend daar zij veel moeilijker te kweken zijn en het moeilijk is na te gaan of storingen in het welzijn door de voeding of door andere oorzaken ontstaan. (Voor waterdieren is bijv. de samenstelling aan zouten van het water zeer belangrijk.)

Lit.: L. A. Maynard, Animal Nutrition (194.7); H. J. Vonk, Die Verdauung b. d. niederen Vertebraten, Advanc. in Enzymology 1, 371—417 (1941); L. Prosser c.s., Gompar.

Animal Physiology, Ch. 5 Nutrition (1950); E. Mangold, Handb. d. Ern. u. d. Stoffw. der landwirtsch. Nutztiere, dl 2 (1929).

< >