Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SCHILDPADDEN

betekenis & definitie

(Testudinata) is een scherp begrensde orde der reptielen. Zij omvat dieren van een gedrongen gedaante met een benig rug- en buikschild, die, door kraakbeen verbonden, een pantser vormen, waarin zij de kop, de poten en de staart min of meer kunnen terugtrekken.

De huid is alleen aan de hals en de staart verschuifbaar en lederachtig. Het stijve huidschild van de romp ontstaat door een eigenaardige vervorming van gedeelten der beenderen van de wervelkolom, hoofdzakelijk echter door ontwikkeling van huidbeenderen, die zich daarmee verbinden. Het rugschild wordt gevormd door een vijftal rijen beenplaten, waarvan de middelste verbredingen zijn van de ruggedeelten der wervelbogen, de hier aansluitende rijen zijn ontstaan uit de ribben, de beide buitenste rijen zijn huidbeenderen. Het vlakke buitenschild bestaat zo goed als geheel uit huidbeenderen. In de benige doos vindt men bij jonge dieren openingen, die zich later gewoonlijk sluiten; bij de zeeschildpadden blijven ze evenwel levenslang bestaan. De huid vormt boven de beenplaten van rug- en buikschild nog grote hoornplaten, welker grenzen niet samenvallen met die der beenplaten.Het overige deel van het lichaam is met schubben bedekt; hierin kunnen zich nog beenplaatjes ontwikkelen. De schouder- en bekkengordel liggen binnen de benige doos; de eerste is bij alle schildpadden, de laatste alleen bij de landschildpadden met het pantser verbonden. Ook hebben de schildpadden geen tanden, maar zijn haar kaken met scherpe, dikwijls getande hoornplaten bekleed, waarmede sommige soorten een geduchte beet kunnen toebrengen. Alle schildpadden hebben 4 poten; bij de zoetwaterschildpadden zijn de tenen door zwemvliezen verbonden en de zeeschildpadden hebben platte roeivoeten; de tenen zijn dan door een gemeenschappelijke huid omsloten, bij de landschildpadden zijn de tenen verenigd tot een klompvoet met een eeltige zool en 4 of 5 klauwen. De tong is aan de bodem der mondholte vastgegroeid, zodat zij niet kan worden uitgestoken. De longen reiken tot het bekken.

De schildpadden zijn trage dieren. Zij voeden zich merendeels met dierlijke, doch sommige ook met plantaardige stoffen, leggen bolvormige, door een lederachtige schaal omgeven eieren en begraven deze op geschikte plaatsen in het zand. Zij groeien zeer langzaam en bereiken een hoge ouderdom, terwijl zij zelfs bij geduchte verminkingen het leven kunnen behouden. Verreweg de meeste soorten schildpadden leven tussen de keerkringen; slechts enkele behoren thuis in de gematigde luchtstreek en men heeft één soort in Midden-Europa. Fossiele overblijfselen van schildpadden worden gevonden in de bovenste witte Jura en in de tertiaire lagen. Men verdeelt de schildpadden in vier groepen:

1. Cryptodira, soorten, die de kop en de hals onder het schild verbergen door de hals terug te trekken, waarbij deze zich S-vormig kromt. Tot deze groep behoren de bekendste landschildpadden, waarvan wij de volgende noemen: de Griekse schildpad (Testudo hermanni), die in Zuid- en Z.O.-Europa, in Syrië en op de eilanden Corsica, Sardinië, Sicilië en de Balearen voorkomt. Op deze soort lijkt de Moorse schildpad (Testudo graeca, vroeger Testudo ibera genoemd), die zich van de Griekse schildpad onderscheidt door de aanwezigheid van een sterk ontwikkelde, kegelvormige knobbel op de achterzijde van de dij. Het is vooral de laatste soort, die in Nederland veel wordt ingevoerd; zij leeft in Roemenië, Turkije, Klein-Azië tot Perzië en Syrië en in N.W.-Afrika van Tunis tot Marokko. Tot het geslacht Testudo behoren ook de reuzenschildpadden van de Galapagoseilanden, van de Seychellen, Mauritius en Rodrigues. De meeste van deze grote soorten zijn echter thans uitgestorven. Bij sommige der Cryptodira is het buikschild door een dwarse naad in tweeën gedeeld, waarbij dan een of beide helften beweeglijk zijn. De kleppen kunnen dan de openingen in het pantser geheel afsluiten (Ambonese Doosschildpad, Cuora amboinensis; het geslacht Kinosternon). Bij andere soorten is het achterste deel van het rugpantser beweeglijk met het voorste deel verbonden (het geslacht Kinixys). In Europa komt nog voor de Moerasschildpad (Emys orbicularis), die ook in Nederland enkele malen is aangetroffen; alleen de in Zuid-Limburg aangetroffen exemplaren zijn als werkelijk inheems te beschouwen; die welke in het W. van Nederland zijn gevonden, zijn zeker uit gevangenschap ontsnapt of losgelaten; mogelijk zijn sommige der in de veengebieden gevonden exemplaren werkelijk „wild”. Het rugschild van de Moerasschildpad is vrij plat; de hoofdkleur is zwartgroen, soms effen, soms met gele stippels of strepen. Tot de Cryptodira behoren ook de Bijtschildpad (Snapping turtle, Chelydra serpentina) en de Alligatorschildpad (Macroclemmys temmincki) uit Noord-Amerika.
2. Chelonoidea of Zeeschildpadden. De kop kan bij deze dieren niet onder het schild worden teruggetrokken; de poten zijn tot vinvormige roeivoeten vervormd. Bij deze familie is het pantser met hoornschilden bedekt en dragen de poten 1 of 2 klauwen. Hiertoe behoren de Soepschildpad (Chelonia mydas), de echte Caretschildpad (Eretmochelys imbricata) en de valse Caretschildpad (Caretta caretta). Deze drie soorten komen in de tropische en subtropische zeeën voor. De soepschildpad en de valse Caretschildpad zijn een enkele maal op de Nederlandse kust gevonden. De keren, dat dit in recente tijd is gebeurd, waren deze dieren van transporten afkomstig. Tot een aparte familie behoort de Lederschildpad (Dermochelys coriacea); bij deze soort ontbreken hoornplaten op het pantser; het pantser zelf bestaat uit een mozaïek van beenplaatjes, die niet met de ribben en wervels zijn vergroeid; de poten dragen geen klauwen. De lederschildpad bewoont de tropische en subtropische zeeën, dwaalt echter wel eens naar het N. af en is wel aan de kusten van Engeland en Frankrijk aangetroffen. De lederschildpad kan een lengte van bijna 2 m en een gewicht van 500-600 kg bereiken.
3. Pleurodira, de soorten, die de kop en de hals onder het schild verbergen, door de hals zijdelings te krommen (in een horizontaal vlak). Tot deze groep behoren de Australische Slangenhalsschildpad (Chelodina longicollis), met een zeer lange hals, en de Matamata (Chelus fimbriatus) uit Zuid-Amerika. De Matamata heeft een platte, driehoekige kop, die door een wrattige huid bedekt is, terwijl de hals met grillig gevormde huidaanhangsels is bezet.
4. Trionychoidea, de Rivierschildpadden. Hoornschilden ontbreken; de snuit is tot een korte slurf verlengd. Rivierschildpadden treft men aan in Amerika (Amyda ferox), in Afrika en in Azië (ook Indische Archipel).

DR L. D. BRONGERSMA

Schildpad

bestaat uit de op het rugschild gelegen platen van onderscheiden zeeschildpadden, in het bijzonder van de echte Caretschildpad (Eretmochelys imbricata). Deze platen worden door verhitten van het rugschild losgemaakt. Het schildpad is 3-6,5 mm dik. Een volwassen dier levert op zijn meest 4 kg schildpad in 13 platen, waarvan 8 geheel plat en de grootste 4 ongeveer 48 cm lang zijn. Het schildpad is in de koude bros, maar buigzamer en dichter dan hoorn, lichter of donkerder geel, fraai zwart en bruin getekend en min of meer doorschijnend. Men gebruikt het veel als materiaal voor het vervaardigen van luxe voorwerpen.

Men krijgt het van de Oostindische Eilanden, uit de Rode Zee, W.-Indië en Z.-Amerika. Door kleuren en beitsen van hoornplaten, celluloid enz. verkrijgt men surrogaten van schildpad.

< >