Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VLOOTCONFERENTIES EN -VERDRAGEN

betekenis & definitie

Na Wereldoorlog I ontstond een algemene drang tot beperking van bewapening, als een van de middelen ter voorkoming van oorlog. Daarnaast speelden ook andere motieven een rol, zoals de hoge kosten, verbonden aan vernieuwing van het materieel, waartoe de recente ervaring noodzakelijk moest leiden.

Alleen een onderlinge afspraak tussen de grote mogendheden over de sterkte van de wederzijdse bewapening kon een bevredigende toestand scheppen, waarbij de totale uitgaven binnen zekere grenzen bleven, zonder dat de bestaande krachtsverhoudingen verstoord werden. Ter zee leidde dit tot de volgende internationale verdragen:

a. Het Verdrag van Washington
betreffende de beperking van de bewapening ter zee, tussen de V.S., Groot-Brittannië en Dominions, Japan, Frankrijk en Italië, van 6 Febr. 1922.

Hierbij werden voor slagschepen („Capital ships”) de volgende maxima vastgesteld: geschutkaliber 406 mm; standaard waterverplaatsing per schip 35 000 ton en in totaal voor de V.S. en Groot-Brittannië elk 525 000, voor Japan 315 000 en voor Frankrijk en Italië elk 175 000 ton, waarmee een verhouding werd gefixeerd van 5:5:3: 1,67 : 1,67. Voor vliegkampschepen werden het kaliber (203 mm) en het aantal kanonnen beperkt en werd behoudens een bepaalde uitzondering de maximum waterverplaatsing per schip op 27 000 vastgesteld en de totale tonnage voor de V.S. en Groot-Brittannië op 135 000, voor Japan op 81 000 en voor Frankrijk en Italië op 60 000 ton. Behalve deze categorieën zouden geen oorlogsschepen boven 10 000 ton worden gebouwd, terwijl behoudens de slagschepen geen schip een kanon van meer dan 203 mm zou voeren. De Partijen namen op zich om ook niet voor buiten het Verdrag staande landen grotere schepen te bouwen dan die, welke in het Verdrag waren toegestaan. T.a.v. versterkingen en vlootbases in de Pacific, zou de status quo worden gehandhaafd. De verdragsverplichtingen zouden worden geschorst gedurende de tijd, dat een der Partijen in een oorlog betrokken was. Het Verdrag werd op 29 Dec. 1934 door Japan opgezegd, waardoor op 31 Dec. 1936 de geldigheid voor alle Partijen eindigde.



b. Het Vlootverdrag van Londen
van 22 Apr. 1930, gesloten tussen dezelfde Partijen als aanvulling op het Verdrag van Washington, zodat het eveneens tot 31 Dec. 1936 heeft gegolden.



c. Het Vlootverdrag,
gesloten tussen de V.S., Groot-Brittannië en Dominions en Frankrijk, van 25 Mrt 1936 (Italië trad toe op 2 Dec. 1938).

Hierin werden wel grenzen gesteld aan tonnage en bewapening van bepaalde scheepstypen, maar niet aan de totale tonnenmaat van die typen, m.a.w. de beperking was qualitatiefen niet quantitatief. Uitvoerig werd geregeld hoe Partijen elkander omtrent hun aanbouwprogramma’s zouden inlichten. Men kwam overeen, dat tot i Jan. 1943 geen kruisers groter dan 8000 ton op stapel zouden worden gezet. Ook in dit Verdrag kwam een veiligheidsclausule voor. Japan trok zich tijdens de Conferentie terug, omdat de andere Partijen zijn eis van vlootpariteit niet wensten in te willigen.



d. Enkele bilaterale verdragen,
o.a. de notawisseling tussen de Britse en Duitse regeringen van 18 Juni 1935, waarbij werd overeengekomen, dat de sterkte van de Duitse vloot 35 pct van de totale vlootsterkte van het Britse Gemenebest zou bedragen (de sterkte van de Duitse onderzeebootvloot werd op 45 pct gesteld, maar dit mocht de 35 : 100-verhouding van het geheel niet verstoren). Daarbij sloot Engeland, na het Verdrag van Londen van 1936, nog een aantal soortgelijke bilaterale verdragen. Op 28 Apr. 1939 trok Duitsland zich terug, terwijl de Britse regering op 16 Nov. 1939 de verplichtingen voortvloeiende uit de Verdragen schorste.

DR M. W. MOUTON

Lit.: t.a.v. suba, H.M. Stationary Office London, Miscellaneous no I (1922), Cmd 1627; t.a.v. sub b, idem, Treaty series no 1 (1931), Cmd 3758; t.a.v. sub c, idem, Treaty series no 36 (1937), Cmd 5561; t.a.v. sub d, idem, Treaty series no 22 (1935),Cmd4953; t.a.v. sub a en b, J.Th. Fürstner, De maritieme conferenties en de strategische positie van Nederland (lezing van 9 Jan. 1931, gepubliceerd in Orgaan Vereniging ter beoefening v. d. Krijgswetenschap, jaargang 1931, derde lezing).

< >