ook wel Biscaya of Biskaje genoemd, is een van de drie oude Baskische provincies van Spanje, die zich reeds in de vroege Middeleeuwen onafhankelijk maakten en dat evenals de beide andere gebieden (Alava en Guipuzcoa) tot 1833 zijn oude rechten (fueros) behield. Het is 2165 km groot en telt (1940) 511 135 inw.
Het land bestaat uit het terrasvormige Cantabrisch kustgebergte, met dichtbeboste hellingen en kloven en is verdeeld in de Tierra alta (het hoogland) en de Encartaciones (de kleine dalen en smalle kustvlakten). De kust is steil, en berucht wegens haar stormen. De Nervion of Ibaizabal is de voornaamste rivier. Het klimaat is door de invloed der zee vochtig en regenrijk. Veehouderij (vnl. rundvee en schapen) overweegt. De landbouw levert tarwe, maïs; voorts druiven, appels, noten en kastanjes.
Visvangst, houthandel en mijnbouw zijn van betekenis. Vooral in de bergen van Somorrostro worden ijzer, zink, lood, aluin en zwavel gevonden. De industrie levert, behalve metaalproducten, vnl. wollen stoffen en lederwaren. De bewoners zijn Basken. De hoofdstad is Bilbao.Het oude Vizcaya vormde aanvankelijk een erfelijke heerlijkheid, de senorio de Vizcaya, die in 1379 werd geïncorporeerd in Castilië en welker regent de wetgevende macht uitoefende in vereniging met de Junta, bestaande uit afgevaardigden, die door alle burgers werden gekozen en regelmatig elke twee jaar bij elkaar kwamen. De uitvoerende macht werd uitgeoefend door een door de Heer van Vizcaya benoemde Corregidor, met 2 helpers, die door de Junta werden aangewezen. Ook de rechters werden door hem aangesteld; de steden en dorpen kozen echter verder hun ambtenaren zelf. Ook had Vizcaya bijzondere privilegiën ten opzichte van de belastingen en de krijgsdienst, welke later aanleiding gaven tot verzet tegen de invoering van de Cortes.