is het standpunt, dat zich verzet tegen de opvatting, dat het leven zuiver mechanisch verklaard zou kunnen worden en derhalve herleid zou kunnen worden tot niets anders dan mechanismen van zuiver physisch-chemische krachten. Het oude vitalisme nam een bijzondere levenskracht of levensstof aan, welke zelfstandig op het organisme zou inwerken en de physisch-chemische krachten zou richten en leiden.
Het neovitalisme, welke term reeds door Virchow in 1856 werd gebezigd, is een voortzetting van de reactie tegen de mechanistische biologie. Met name verstaat men hieronder de poging van de bioloog en filosoof Driesch om het dynamische en finale moment in de ontwikkeling van het leven en de functie, welke het geheel in zijn verhouding tot de delen in de opbouw van plant en dier vervult, tot zijn recht te doen komen door de aanneming van een (boven-individuele) entelechie, een term, welke Driesch wel is waar aan Aristoteles ontleende, maar waaraan hij een geheel andere zin toekent. Deze term dient nl. bij hem ter aanduiding van een autonoom biotische agens.
In het algemeen neemt de moderne biologie aan, dat de levensverschijnselen causaal geheel verklaard kunnen worden door de ook in de anorganische natuur werkzame krachten en energieën. Het bijzondere van het leven bestaat dan in de eigenaardige en voor iedere soort constante rangschikking van de krachten en stoffen tot één geheel (organisatie, totaliteit of harmonie genoemd). Het aanwezig zijn dezer bijzondere organisatievormen kan niet causaal verklaard worden. Men moet deze als gegeven aannemen en naast de causale analyse volstaan met de rol van de onderdelen ten opzichte van het geheel te begrijpen en te beschrijven (z verder leven, teleologie.)
PROF. DR K. KUYPERS
PROF. DR H. J. VONK
Lit.: H. Bergson, L’évolution créatrice (1907; Ned. vert. 1925); H. Driesch, Geschichte des Vitalismus (1922); Idem, Philosophie des Organischen (1928); H. Schmidt, Philosophisches Wörterbuch (1945), s.v. Vitalismus; C. P. Raven, Ontwikkelingsphysiologie der dieren (Noorduyn’s wetenschappelijke reeks, Gorinchem 1948).