draagt in vrij belangrijke mate bij tot de voorziening van het mensdom van dierlijke eiwitten en vetten. Het aandeel dat de vis neemt in de voorziening van deze stoffen, loopt echter in de verschillende landen zeer uiteen: in Nederland bedraagt de consumptie per jaar per hoofd van de bevolking nog geen 9 kg, in Groot-Brittannië echter 18 kg, in Noorwegen 40 kg en in Japan 50 kg.
Ondanks het feit, dat ¾ gedeelte van de aardoppervlakte uit water bestaat, bedraagt de totale hoeveelheid voedsel, aan het water ontleend, slechts 25 millioen ton jaarlijks, d.i. ca 10 kg per aardbewoner. Een deel hiervan wordt niet rechtstreeks gebruikt als menselijk voedsel maar wordt verwerkt tot vismeel en traan. Niet minder dan 90 pct van de vis wordt gevangen op het Noordelijk halfrond. Deze cijfers hebben vrijwel uitsluitend betrekking op de zee. Over de productie der binnenwateren bestaan vrijwel geen betrouwbare gegevens; het is echter wel zeker, dat zij klein is in vergelijking met die van de zee. De visserij is vnl. in een aantal belangrijke gebieden geconcentreerd.
BELANGRIJKE VISSERIJGEBIEDEN.
De Noordzee heeft als belangrijkste vissen haring, kabeljauw, schelvis, diverse platvissen. De kustwateren van Noorwegen leveren elk jaar enkele honderden millioenen kg haring, die slechts ten dele voor menselijke consumptie gebruikt wordt, grotendeels echter tot vismeel en traan verwerkt wordt. Bij de Lofoten worden grote hoeveelheden kabeljauw gevangen, die zich daar uit de arctische wateren in het voorjaar verzamelt om er te paaien; de kabeljauw wordt grotendeels verwerkt tot stokvis, uit de lever wordt traan bereid. De banken rondom Newfoundland leveren ook grote hoeveelheden kabeljauw. Aan de oostkust van Noord-Amerika worden tal van vissoorten gevangen, verder oesters, langs de kust van Canada kreeften, in de Golf van Mexico garnalen. De westkust van Noord-Amerika heeft zeer belangrijke visserij.
In Alaska en zuidelijk tot Californië worden per jaar een paar honderd millioen kg zalm gevangen. Langs de kust van Californië zijn sardines en tonijnen de belangrijkste vissoorten. Japan is de grootste visserijnatie ter wereld; de sterke inzinking, die na Wereldoorlog II is opgetreden, is weer geheel ingehaald. Grote zorg wordt hier besteed aan de opleiding van vissers en visserij-deskundigen. De westkust van Zuid-Afrika is ook rijk aan vis, vooral sardines; in de laatste jaren heeft zich hier een belangrijke visserij ontwikkeld.
De zeevisserij van NEDERLAND is te splitsen in 2 delen, de visserij op vis die zich op of vlak bij de bodem bevindt (bodemvis) en die op haring die zich meestal in de hogere waterlagen ophoudt. De bodemvis wordt gevangen met de trawl, de snurrevaad en vroeger ook met de beug; de haring met drijfnetten en met de trawl (zie hierna: vistuigen).
De trawl wordt gebruikt door de grootste vissersvaartuigen, de stoom- en motortrawlers, maar ook door kotters van zeer uiteenlopende grootte.
De stoom- en grote motortrawlers hebben als thuishaven en markt IJmuiden. Zij behoren alle aan rederijen. Het zijn schepen met een bruto inhoud tot 500 ton en een machinevermogen tot ca 800 pk. Zij vissen meest in de noordelijke Noordzee, hun vangst bestaat vnl. uit kabeljauw, schelvis, koolvis, heek, makreel. De allergrootste vissen ook wel bij Ijsland of in de Barentszee, waar kabeljauw de belangrijkste vissoort is.
De kotters hebben een motorvermogen, dat gewoonlijk niet veel boven 200 pk komt; er zijn er echter ook van 50 pk. Zij behoren gewoonlijk in eigendom aan de schipper en varen uit van alle vissersplaatsen langs de Nederlandse kust; de belangrijkste zijn Urk, Texel, Den Helder, IJmuiden en Scheveningen. Zij vissen in de zuidelijke Noordzee en hun vangsten bestaan grotendeels uit platvis (schol, tong, schar, tarbot, griet). De kotters nemen meer en meer de plaats in van de vroeger algemeen gebruikte botters en blazers. Dit waren oorspronkelijk zeilschepen, waarin later een motor is geplaatst; tegenwoordig worden zij niet meer gebouwd.
Wanneer het schip eenmaal in zee is, gaat de vangst dag en nacht door. De vis wordt onmiddellijk na de vangst van de ingewanden ontdaan (zgn. gestript) en in vakken in het visruim, de keeën, met ijs opgeslagen. Behalve bodemvis wordt vooral in de nazomer en het begin van de herfst ook haring met de trawl gevangen. Het zijn vooral de grote trawlers, die zich hiermee bezighouden en die in die tijd zeer grote vangsten maken, zodat ondanks de lage prijs van haring toch zo grote opbrengsten verkregen worden, dat deze visserij meer winst oplevert dan die op bodemvis. De trawlvisserij op bodemvis is eerst tot ontwikkeling kunnen komen, toen het mogelijk werd door het gebruik van ijs en het snelle transport te land de vis in verse toestand in het binnenland af te zetten. Vóór die tijd moest de vis levend worden aangevoerd, hetgeen geschiedde met kabeljauw en schelvis, die door de visserij met hoekwant, de beugvisserij, werden gevangen, of zij moest gezouten worden (kabeljauw (zoutevis) en haring). Voor de vangst van schol wordt behalve de trawl ook de snurrevaad (zie hieronder; vistuigen) gebruikt.
De haring wordt al sedert eeuwen gevangen met drijfnetten (zie hieronder: vistuigen en z haringvisserij) ; thans is dit nog het belangrijkste vistuig voor haring. De schepen, die voor deze visserij gebruikt worden, zijn loggers, oorspronkelijk zeilschepen; later werd een aantal stoomloggers gebouwd en de zeilloggers zijn geheel door motorloggers vervangen. In de 19de eeuw waren de loggers in de plaats gekomen van de buizen. In de eerste maanden van het jaar, als de loggers niet op haring vissen, gaan velen over tot de visserij met de trawl op bodemvis.
De BELGISCHE zeevisserij verschilt in zoverre van de Nederlandse, dat zij geen drijfwantvisserij kent; de haring, die door de Belgische visserij wordt aangevoerd, wordt gevangen met de trawl en wel op de visgronden van de Noordzee doch ook langs de Vlaamse kust, waar in de winter een concentratie van ijle haring optreedt. De grote Belgische trawlers vissen meer buiten de Noordzee, bijv. bij Ijsland, dan de Nederlandse.
Langs de gehele Nederlandse en Belgische kust wordt visserij op garnalen uitgeoefend (z garnalenvisserij), in de Zeeuwse stromen wordt oester- en mosselcultuur bedreven, in de Waddenzee mosselcultuur (z oesterteelt, mosselcultuur). In de vroegere Zuiderzee en het aangrenzende deel van de Waddenzee werd vroeger veel haring en ansjovis gevangen. Ten gevolge van de afsluiting van de Zuiderzee is de haring geheel verdwenen, terwijl de vangsten van ansjovis sterk zijn afgenomen.
RIVIER-BINNENVISSERIJ
Op de NEDERLANDSE grote rivieren was van ouds een zeer belangrijke visserij op riviertrekvissen: zalm, houting, elft, fint, paling. De houting en elft zijn thans geheel verdwenen, de zalm is schaars geworden, fint wordt nog gevangen maar begint ook schaarser te worden. De naar zee trekkende paling is thans de belangrijkste van deze vissoorten.
Ook wordt spiering gevangen en in kleine hoeveelheden de vissen, die ook in de stilstaande binnenwateren voorkomen. Van deze laatste is het belangrijkste gebied het IJselmeer, waar per jaar 4 millioen kg aal wordt gevangen tegen een waarde van 7 millioen gulden. De verdere vangst bestaat uit snoekbaars (1 millioen kg, 1,5 millioen gulden), baars (0,3 millioen kg), brasem, voorn, karper en een grote hoeveelheid (ca 10 millioen kg) zgn. nest, bestaande uit pos en spiering; deze laatste blijft te klein voor menselijke consumptie. Vistuigen, zie hieronder.
In de overige binnenwateren is aal ook de belangrijkste vissoort; verder zijn van belang snoek, snoekbaars, karper, zeelt, baars, brasem en voorn; voor beide laatste is het vaak moeilijk afzet te vinden. Behalve door beroepsvissers wordt een belangrijk en nog steeds toenemend deel van de productie der binnenwateren door sportvissers bemachtigd.
In BELGIË is de binnenvisserij vrijwel geheel in handen van sportvissers.