Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

Haringvisserij

betekenis & definitie

Een duurzaam handelsartikel is de haring eerst geworden na de uitvinding van het kaken en eerst daardoor is de grote ontwikkeling die het bedrijf sinds verkregen heeft, mogelijk geworden. Belangrijk voor de ontwikkeling van het bedrijf was voorts de invoering van grote netten, waarvan te Hoorn het eerste in 1416 gebreid werd.

De haringvangst concentreert zich ten slotte vooral in Holland en werd hier door sterke monopolisering van het bedrijf beschermd tot diep in de 19de eeuw. Eerst in 1857 werd de vangst geheel vrijgegeven. In 1900 werd de haringvangst uitgeoefend door 610 zeilschepen en 3 stoomvaartuigen; in 1935 door 579 stoom- of motorschepen. De visserij in het vroege voorjaar (Apr.-Mei) is van weinig betekenis. Tegen het einde van Mei begint de grote visserij op de herfstharing van de noordelijke Noordzee (noordvangst tussen 570 30' en 610 30' N.Br. en de zuidvangst tot Doggersbank toe). Noordharing is de beste. Een der belangrijkste noordvisserijen is die gedurende Mei, Juni en Juli ten O. der Shetlands-eilanden, waar later (Sept.-Oct.) weer volle haring wordt gevist, hetgeen echter van geringe betekenis is.

Reeds in Juni beginnen de vissers naar het Z. te trekken, waar zij in de Bocht, op de Fladenground en op de Lingbank tot en met Aug. vissen. Tegen het midden van Oct, begint de grote visserij op de Engelse Wal, het belangrijkste haringvisserijdistrict der Nederlanders (vooral nabij Yarmouth en Lowestoft, op Owen Lemanbank en nabij het vuurschip Smith Knoll). ’s Nachts vist men met de vleet, die ’s morgens wordt opgehaald. De vangst wordt gekaakt, gezouten en in vaten gelegd, zgn. kantjes; 17 van zulke kantjes vormen een last.HARINGVANGST (in tonnen)

1938 1948

Maatjesharing 12 841 20 102

Volle haring 31 274 16 297

Ijle haring 3 213 1 724

Steurharing 27 250 52 374

Over het jaar 1949 werd in totaal 110 000 ton haring gevangen, waarvan 51 000 ton werd geëxporteerd. Vlaardingen, Scheveningen en Katwijk zijn de belangrijkste aanvoerhavens. In België was de aanvoer in 1945: 5883 ton volle haring en 32 168 ton ijle haring. Ingevolge de Haringwet 1927 is ingesteld een Nederlandsche Haringcontröle, gevestigd te ’s-Gravenhage, die toezicht uitoefent op de verpakking (afmetingen en inhoud der tonnetjes). Een hele Nederlandse ton heeft een inhoud van 102 l, een Schotse 118 l, resp. 100 en 115 kg vis. Zie voorts visserij.

Lit.: A. W. Schippers Jzn, De standplaatsfactoren der groote haringvisscherij (1927); J. J. Tesch en J. de Veen, Die Niederländische Seefischerei (dl VII, afl. 2 van: Handbuch der Seefischerei Nordeuropa’s, 1933); J. Fr.

Jenkins, The Herring and the Herring Fisheries (1927); W. Schnaken beek, Die Nordseefischerei (1927).

Het roken van de haring vormt een belangrijk bedrijf in Nederland, dat vnl. op de vissersplaatsen langs de voormalige Zuiderzee en de kustplaatsen langs de Noordzee wordt uitgeoefend.

Naar gelang van het meer of minder rokend of vlammend maken van het vuur wordt een verschillend product verkregen, in strootjes of harde bokking, taaie bokking, Y- of verse bokking en Engelse bokking onderscheiden. Voor strootjes of harde bokking wordt de haring, na korte tijd in het zout gestaan te hebben, gedurende 4 à 5 uur boven een meest vlammend vuur gerookt, zodat het vlees niet alleen gerookt, maar ook vrij gaar wordt door de hitte. Voor taaie bokking, die in het bijzonder voor export naar Duitsland wordt gemaakt, wordt de haring op dezelfde wijze gezouten, maar gedurende een tweemaal langere duur gerookt, boven een weinig vlammend vuur, zodat het vlees meest gerookt en weinig of niet gaar is. Voor Tof verse bokking, die vooral in het voorjaar op de IJselmeer-plaatsen in grote hoeveelheden wordt gemaakt, en in Nederland behalve de Engelse bokking, wel het meest bekend is, wordt de haring ongezouten, na winddroog te zijn gemaakt, slechts korte tijd, gewoonlijk niet langer dan 1 ½ uur, boven een wat minder rokend vuur gehangen dan de taaie bokking; hij is daardoor slechts zeer weinig gerookt en in het geheel niet gaar. Engelse bokking daarentegen wordt weer zeer lang gerookt. Bij voorkeur wordt daartoe de „steurharing” gebruikt, die door de Nederlandse haringvissers van de Noordzee, en verder ook wel zgn. sloeharing, die uit Noorwegen wordt aangevoerd; beide zijn ongekaakt, maar gezouten. De rokerijen op de Noordzee-kustplaatsen houden zich hoofdzakelijk met de bereiding van deze bokking bezig; die op de Zuiderzee-plaatsen in mindere mate, bij voorkeur alleen *s winters, wanneer er anders geen werk voor de rokerijen is. De haring wordt voor dit doel boven een dergelijk vuur gerookt als de taaie bokking, zodat hij niet gaar, maar wel gerookt wordt, en gedurende een veel langere tijd, nl. niet korter dan een zestal dagen, afwisselend een of twee dagen boven een vuur en een dag zonder vuur.

< >