gemeente in Belgisch Luxemburg, bij de Franse grens, op heuvelachtige mergelbodem, 186-340 m hoog, 3158 ha (steengroeven, bos- en landbouw), telt (1951) 757 inw. Indrukwekkende ruïnes van de abdij van Orval, gesticht in 1070 door Calabrische Benedictijnen, in 1131 in bezit genomen door Cisterciënsers.
Zij bloeide in de 13de-14de eeuw onder de bescherming van de graven van Chiny en de hertogen van Luxemburg. In 1637 gedeeltelijk verwoest, werd zij nog prachtiger herbouwd (1758) naar plannen van Dewez. Er waren toen 300 steden, dorpen en hoeven afhankelijk van. In 1793 werd zij door de Fransen vernield met al haar artistieke schatten. In 1926 werd door de Trappisten aangevangen met de bouw van een nieuwe abdij, onder leiding van de abt, Dom Marie-Albert (Karel van der Cruyssen). Bekende kunstenaars (H.
Vaes, Alb. Servaes, Osc. Jespers) werkten er aan mede. Na Wereldoorlog II werden de gebouwen geleidelijk voltooid. Dorpskerk (1855) met verdienstelijke schilderijen. Kastelen van Orval en Mohimont.LEO DE WACHTER
Lit.: N. Tillière, Hist. de l'abbaye d’Orval (Gembloux 1948, 5de uitg.); A. Cyprien, Petite hist. de l'abbaye d’O. (Bruxelles 1948); M. Anfray, L’abbaye d’O. (Paris 1939); M. Schmitz, Le grand oeuvre de l’abbaye d’O. (Bruges 1948).
