Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VERMOGENSBELASTING

betekenis & definitie

noemt men in het algemeen een belasting, welke in beginsel geheven wordt van het totale vermogen van een persoon, of van het totale vermogen, dat een persoon in een bepaald land heeft.

In Nederland wordt de vermogensbelasting geheven van natuurlijke personen op grond van de wet van 27 Sept. 1892, Stbl. no 223. Oorspronkelijk was deze belasting naar haar opzet een belasting van het inkomen uit vermogen (z inkomstenbelasting), maar na de invoering van de algemene inkomstenbelasting in 1915 is zij naar het tweede plan teruggedrongen en een echte vermogensbelasting geworden, d.w.z. zij belast de meerdere draagkracht (z belastingen), welke de bezitter van een vermogen heeft, boven degene, die — met een gelijk inkomen — geen vermogen bezit. Vandaar dat tegenwoordig— in het systeem der wet terecht — ook vermogen dat geen inkomen oplevert door de belasting wordt getroffen.

Natuurlijke personen, die in Nederland wonen, zijn belasting schuldig naar hun gehele vermogen (behoudens zekere vrijgestelde vermogensbestanddelen) ; natuurlijke personen die niet in Nederland wonen betalen alleen belasting over bepaalde, uitdrukkelijk in de wet genoemde, vermogensbestanddelen, waarvan de belangrijkste zijn: onroerend goed in Nederland, hypothecaire vorderingen op Nederlands onroerend goed en bezittingen behorend tot een binnen Nederland uitgeoefend bedrijf of beroep.

Men is het er vrijwel over eens, dat een vermogensbelasting als de Nederlandse in beginsel niet naar een progressief tarief behoort te worden geheven. Tot voor kort voldeed de wet aan dit postulaat; de belasting bedroeg 5 per mille, nadat het vermogen eerst verminderd was met ƒ 10 000 voor ongehuwden of ƒ 15 000 voor gehuwden en met ƒ5000 per kind, dat voor kinderaftrek in aanmerking kwam (voor personen boven 60 jaar en invaliden kan deze aftrek hoger worden, indien de betrokkene een gering inkomen heeft);.bij de wet van 16 Aug. 1951, Stbl. no 381, werd een progressie ingevoerd; de belasting bedraagt thans 6 per mille voor de laagste schijf van het vermogen en klimt tot 8 per mille voor de schijf van ƒ 1 000 000 tot ƒ 1 100 000; daarboven bedraagt de belasting 7 per mille van het gehele vermogen. Een merkwaardige bepaling is, dat zodra iemand aan inkomstenbelasting en vermogensbelasting meer zou betalen dan 90 pct van zijn inkomen, dat meerdere van de vermogensbelasting wordt afgetrokken, met dien verstande, dat hij niet minder betaalt dan 5 per mille.

De opbrengst van de vermogensbelasting volgens het oude, niet progressieve, tarief kan per jaar gesteld worden op 60 tot 65 millioen gulden.

Naast de vermogensbelasting van natuurlijke personen heeft tijdens de bezetting de bezetter in Nederland een vermogensbelasting van lichamen ingevoerd. Enige jaren na de bevrijding is deze echter weer komen te vervallen.

MR A. J. VAN SOEST

Lit.: P. J. A. Adriani, De Wetten op de Vermogensbelasting en Verdedigingsbelasting I, 4de dr. (Zwolle 1935); J. de Willigen, Wetten op de Vermogensbelasting, 6de dr. (1946), Vakstudie dl XB; P. Karmelk, Wet op de Vermogensbelasting 1892, 4de dr. (Gorinchem 1947)» De Belastingwetgeving, Serie DB no 4; A. J. van Soest en J.

B. J. Peeters, Belastingen: ink.bel., verm.bel., venn.bel., 7de dr. (Arnhem 1951).

< >