Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 18-10-2023

VERMOEIDHEID

betekenis & definitie

(moeheid) is een verschijnsel, dat bij alle levende organismen is waar te nemen en ook aan afzonderlijke organen; in het bijzonder bij spieren en zenuwen is de vermoeidheid uitvoerig bestudeerd. Vermoeidheid is het gevolg van een overmatige of van een lang voortgezette, normale arbeidsprestatie; zij blijkt bij spieren o.a. uit een verminderde of opgeheven prikkelbaarheid, d.w.z. op prikkels volgen geringere, onregelmatige of in het geheel geen contracties.

De oorzaak der moeheid wordt gezocht in de ophoping van stofwisselingsproducten, die bij de arbeid ontstaan en die niet snel genoeg met de bloedstroom worden afgevoerd of op andere wijze onschadelijk worden gemaakt. Gladde spiervezels zijn minder snel vermoeid dan dwarsgestreepte; de schijnbare onvermoeibaarheid van de hartspier is toe te schrijven aan de korte duur der contracties, die afgewisseld worden door langere tijden van rust.De subjectieve gewaarwording van vermoeidheid, die inspannende lichamelijke of geestelijke arbeid bij de mens veroorzaakt, berust stellig niet alleen op de werking van stofwisselingsproducten („vermoeienisstoffen”). Deze vermoeidheid vormt een ingewikkeld vraagstuk, dat een belangrijke psychische kant heeft. Vermoeidheid ontstaat snel bij arbeid, die men met tegenzin verricht, terwijl opwekkende, met plezier gedane arbeid door gezonde mensen zeer lang kan worden volgehouden zonder subjectieve of objectieve tekenen van vermoeidheid. Objectieve verschijnselen van vermoeidheid zijn: vertraging van de reactiesnelheid, vermindering van het arbeidstempo en van de arbeidsprestatie. Men kan vermoeidheid meten o.a. door de te onderzoeken persoon gedurende enige tijd snel achtereen vele malen een knop te laten indrukken en de beweging te registreren. De vermoeidheid van bepaalde spiergroepen bestudeert men bij de mens met behulp van een ergograaf.

Oefening en training hebben grote invloed op het ontstaan van vermoeidheid; ook milieufactoren en psychische omstandigheden, die met de arbeid als zodanig niets uitstaande hebben, zijn van belang. Van psychische aard is ook de neurasthenische vermoeidheid, die ’s morgens na het ontwaken het sterkst is en in de loop van de dag afneemt. Een abnormale vermoeidheid kan het gevolg zijn van lichamelijke ziekten van de meest uiteenlopende aard; na het opsporen van de oorzaak is hiervoor dikwijls een doelmatige behandeling mogelijk.

DR H. J. VIERSMA.

< >