naam van een nauw met de Labiatae verwante plantenfamilie met ca 760 soorten vnl. in de warme en gematigde streken van het Zuidelijk Halfrond, kruiden of houtgewassen met een vaak vierkante stengel, meest tegenovergestelde bladen en tot aren, hoofdjes, trossen of dichasiën verenigde bloemen met een 5-tandige blijvende kelk, een zygomorphe kroon, 4- 2-machtige of 2 meeldraden en een bovenstandig 2- of door valse tussenschotten 4-hokkig vruchtbeginsel met 1 stijl met een 2-lobbige stempel op de top, dat vaak tot een in 2 of 4 1-zadige steenvruchtachtige dopvruchtjes uiteenvallende vrucht rijpt.
In Nederland vindt men, afgezien van een paar adventiefsoorten, slechts i soort van het 80 soorten rijke vnl. Amerikaanse geslacht Verbena L. of Ijzerhard, nl. V. officinalis L., een tot 1 m hoge overblijvende plant met diep ingesneden bladen en lila bloempjes in vertakte aren, voorts als sierplant gekweekt V. canadensis (L.) Britt. (syn. Aubletia Jacq.), ook met diep ingesneden bladen, V. peruviana (L.) Druce (syn. chamaedryfolia Juss.), met ondiep ingesneden bladen en alleenstaande hoofdjes, V. rigida Spreng. (syn. venosa Gill. et Hook.) en V. patagonica Mold. (syn. bonariensis Rendie), met zulke bladen en pluimen van hoofdjes, ook vele bastaarden, zo de fraaie x V. maonetii Vilm. Het geslacht Vitex L., met ioo soorten, meest bomen, in de warmere streken, in Zuid-Europa nog vertegenwoordigd door V. Agnus castus L., een tot 3 m hoge heester met 5-7-tallige handvormige van onderen viltige bladen en eindstandige aren violette welriekende bloemen, heeft een steenvrucht met 1 4-hokkige steen. Verdere belangrijke geslachten zijn Tectona L.f. met 3 soorten in tropisch Azië en als bekendste T.grandis L.f., de djatiboom, veel in de tropen gekweekt om het waardevolle teakhout, en Aoicennia L. met 3 soorten kleine vivipare mangrove -bomen met ademwortels en een 2-kleppige doosvrucht met 1 zaad (z ook Callicarpa, Citharexylum, Clerodendron, Duranta, Lantana, Lippia).