is een 20 soorten omvattend, klimmend geslacht der Orchideeën Vanilla Sw., dat overal in de tropen voorkomt. Het heeft vele meters lange stengels met lange geledingen, vlezige bladeren, in de oksels telkens 1 luchtwortel en aan de uiteinden der takken okselstandige bloeiwijzen met grote, door het lange, onderstandige vruchtbeginsel schijnbaar gesteelde bloemen.
Het vruchtbeginsel van de belangrijkste, in Mexico thuishorende, doch ook op Réunion, Mauritius en in Indonesië gekweekte soort V. planifolia Andr., groeit uit tot een lange, vlezige, tegen de rijpheid bruin wordende vrucht, met zeer veel kleine zaden.De bevruchting, die in Mexico door bijen plaats heeft, geschiedt in landen, waar dit bijtje niet wil leven, door vrouwen en meisjes met de hand. De halfrijpe vruchten, die tot 25 cm lang kunnen zijn, worden geoogst, vaak even in heet water gedompeld, en daarna tussen wollen doeken in de zon gedroogd, waardoor een fermentatieproces optreedt. Daarbij ontstaat de zwarte kleur en het glucovanilline splitst het aldehyd vanilline af, dat na lang bewaren in gesloten ruimten vaak in de vorm van lange kristal naalden naar buiten treedt. Om de sterk geurende vanilline worden de vruchten bij de spijsbereiding en in de reukstofindustrie gebruikt. Vanilline wordt echter veel kunstmatig uit eugenol bereid.
Lit.: Tschirch, Handb. d. Pharmacognosie II (Leipzig 1917), p. 1288-1308; Van Hall & Van de Koppel, De Landbouw in de Ind. Archipel Ilb (’s-Gravenhage 1949), p. 763-784; Naves and Mazuyer, Natural Perfume Materials (New York 1947), p. 290 -293.
