(Hekeren), is de familienaam van enige Gelderse geslachten, waaraan de grote partijstrijd in Gelre in de 14de en 15 de eeuw zijn naam ontleent: die der Hekerens en Bronkhorsten. Deze strijd gaat terug op:
Frederik van der Ese, heer van Hekeren (ca 1295 Deventer of Zutphen - 6 Apr. 1357), afkomstig van de Ese, een havezate bij Almen; hij bezat zowel Hekeren bij Steenderen als Heeckeren bij Goor. Hij was raad van de hertogen Reinald* I en II van Gelre, maar werd geen lid van de Raad, die na de dood van Reinald II voor diens minderjarige zoon Reinald III (z Gelderland, geschiedenis) het hertogdom regeerde. Wel bewees ook hij belangrijke diensten aan de hertog. Zijn kasteel was te Steenderen dicht bij dat van Bronkhorst gelegen, met wie hij weldra twist kreeg over jachten weiderechten. In 1348 kwam ook Jan van Arkel, bisschop van Utrecht, met de bannerheer Gijsbrecht van Bronkhorst in oorlog, waarin deze gesteund werd door de hertog; de bisschop zocht steun bij de Hekerens en de heren van Voorst en Keppel. Dit was het begin van de langdurige strijd der Hekerens en Bronkhorsten. Hierin werd Frederik belast met de verdediging van bijna geheel Overijsel, nadat Gijsbrecht zijn kasteel bij Goor in de as gelegd had.
Voor wat hij aan deze strijd ten koste legde, kreeg Frederik van de bisschop belangrijke inkomsten en rechten in Overijsel in pand. Een bestand, in 1349 gesloten, was slechts van korte duur, aangezien hertog Reinald in 1350 steun zocht bij Hekeren, om aan de voogdij van zijn oom, Edward III* van Engeland, en van de Bronkhorsten te ontkomen. Frederik was echter in het nadeel en na de slag op de Vrijenberg bij Loenen (1354) bezat Reinald nog slechts de Veluwe. In 1356 brak de strijd opnieuw uit en in het volgende jaar overleed Frederik.
Zijn zoon Frederik (ca 1320-1386) was schout van Deventer; hij deelde met Reinald III de gevangenschap, maar bemoeide zich daarna bijna niet met Gelre. In Overijsel was hij een medestrijder van zijn zwager Sweder van Voorst en behoorde met deze tot een zeer vechtlustige adel van dit gewest. Hij streed ook tegen de bisschop, die hem in 1367 in de ban deed.
Uit het geslacht Van der Ese stammen de geslachten Van Rechteren, Van Voorst tot Voorst en Van Dorth. Een gemeenschappelijke stamvader van het geslacht Van der Ese en van het thans tot de Nederlandse adel behorende geslacht Van Heeckeren, waartoe de straks te vermelden heer van Suideras behoort, is tot dusverre niet aangetoond.
August Robbert van Heeckeren, heer van Suideras (Enghuizen 31 Juli 1743 - Zutphen 7 Oct. 1811), werd in 1763 beschreven in de ridderschap van Zutphen en was raadsheer in het Hof van Gelderland, burgemeester van Groenlo, drossaart der stad en heerlijkheid Borculo, scholtus binnen en buiten Zutphen, president van Gedeputeerde Staten van het graafschap en van 1781-1792 schepen van Zutphen. Als ijverig voorstander van het Huis van Oranje heeft hij zich sterk gemengd in de toenmalige twisten der Patriotten en Prinsgezinden, waardoor hij in 1795 de wijk moest nemen naar Wezel. Hij deed van hieruit op 5 Sept. 1799 (Gele Donderdag) een bevrijdingspoging te Winterswijk en Bredevoort, die mislukte. Na de vrede van Amiëns (1802) keerde hij in het vaderland terug en vestigde zich te Zutphen. In 1811 werd hij benoemd tot vrederechter te Warnsveld.
Lit.: Nederland’s Adelsboek, Historisch gedeelte II, 1930, blz. 89; W. de Haas, Het geslacht van Heeckeren, Herald. Bibl. (1882), 1; L. A. F. H. van Heeckeren, Aanvullingen op de geslachtslijst der Familie van Heeckeren (in: Alg. Ned.
Familieblad, 1885, blz. 42); A. H. Martens van Sevenhoven, Van Heeckeren, in: Maandbl. De Nederl. Leeuw, 43ste jrg. (1925), blz. 21.