Heiligen, maagden en martelaressen, worden 21 Oct. gevierd. Een steen in de wand der S.
Ursulakerk te Keulen, met een inscriptie, die volgens W. Levison wel uit de 2de helft der 4de eeuw kan dagtekenen, meldt, dat een zekere Clematius deze basiliek uit eigen middelen heeft vernieuwd op de plaats, waar heilige maagden voor Christus’ naam haar bloed hebben vergoten. Het is de op goede gronden berustende historische kern van de legende, waardoor dus twee feiten komen vast te staan : de verering van heilige maagden in Keulen en haar martelaarschap aldaar. Namen en getal bleven onbekend. Als tijd der marteling wordt veelal de regering van keizer Diocletianus genoemd. Als leidster van de groep zou Ursula zijn opgetreden. De legende omtrent deze gebeurtenis stamt uit ca 975 en werd in de loop der tijden steeds meer uitgesponnen. Zij laat Ursula als Britse koningsdochter met 10 adellijke gezellinnen, die elk aan het hoofd staan van 1000 jonkvrouwen, met 11 roeischepen de Rijn opvaren tot Bazel en van daar te voet voorttrekken naar Rome. Op de terugreis worden zij te Keulen door een bende Hunnen onder leiding van Attila wreed overvallen en vermoord. Deze reeds sterk uitgesponnen legende gaf Vondel aanleiding tot zijn klassieke treurspel Maeghden.
Lit.: W. L. Levison, Das Werden der U.-legende (1928, ook in Bonner Jahrb., CXXXII, 1927); G. Schoutheete de Tervaerent, La légende de Ste U. dans la lit. et Part du moyen âge, 2 dln (Paris 1931); V. Hopmann, Aus der Geschichte der U.verehrung, in: Beitr. zur Gesch. d. Ursulinen-orden VII (1932).