(faeces, ontlasting) zijn de afvalproducten, die het lichaam via de anus verlaten. De normale faeces van de volwassen mens zijn worstvormig en bruin-groen van kleur; de hoeveelheid bedraagt 100 à 150 g per dag.
Zij bevatten ca 75 pct water en 25 pct droge stof. Hoeveelheid, consistentie, watergehalte en kleur wisselen, ook in normale omstandigheden, met de aard van de voeding. De kleur berust o.a. op afbraakproducten van galkleurstoffen en is verder zeer afhankelijk van het vet- en watergehalte, terwijl ook voedings- en geneesmiddelen er invloed op hebben. De vaste bestanddelen der ontlasting zijn voor het overgrote deel afkomstig van darmbacteriën, waarvan vele dood zijn, van afgestoten darmepitheliën (de normale slijtage) en van niet geresorbeerde resten der spijsverteringsvochten; een klein deel bestaat uit onverteerde voedselresten, vnl. cellulose uit plantaardig voedsel en verder vet en vetzepen. Hieruit is begrijpelijk, dat er ook na dagen lang hongeren toch nog faeces worden gevormd.Bij tal van ziekten kunnen de faeces afwijkingen vertonen in hoeveelheid, vorm, aspect en samenstelling. Bij diarrhoe is het watergehalte te hoog, bij verstopping vaak te laag. Bij afsluiting van de galwegen zien de faeces er uit als stopverf, bij spruw als leem, na een grote maag- of darmbloeding als teer. Bij ernstige ontstekingen van de dikke darm ziet men in de ontlasting vaak bloed, slijm en etter. Microscopisch kan men stoornissen in de spijsvertering herkennen (o.a. onverteerde zetmeelkorrels, spiervezels en abnormale hoeveelheden vet en vetzepen) evenals wormeieren en cysten van amoeben. Bacteriologisch faecesonderzoek is dikwijls van belang (typhus, dysenterie). Spijsverteringsstoornissen laten zich ook bestuderen door chemisch faecesonderzoek; bloedsporen in de faeces kunnen worden aangetoond met een mengsel van benzidine, ijsazijn en waterstofperoxyde (occult bloed).
DR H. J. VIERSMA.