Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 23-01-2023

Ubbo EMMIUS

betekenis & definitie

(Greetsiel 5 Dec. 1547 Groningen 9 Dec. 1625), de belangrijkste Friese geschiedschrijver en eerste rector magnificus der Groningse hogeschool, was afkomstig uit een Luthers predikantsgezin in Oost-Friesland. Na studie, eerst te Rostock (Luthers), later (1576-1578) te Genève, heeft Emmius zich geheel de Calvinistische overtuiging eigen gemaakt.

Dientengevolge kon hij zich als rector der Latijnse school in het Lutherse Noorden (1579-1587) niet handhaven. In 1588 verwierf hij het rectoraat te Leer, dat hem de tijd liet voor historisch onderzoek. De eerste tien boeken van zijn Rerum Frisicarum Historia, zijn daar geschreven. Bovendien maakte hij er kennis met uitgewekenen uit Groningen. Nauwelijks was in 1594 deze stad in Staatse handen overgegaan, of Emmius werd met het herstel der Latijnse school van Groningen belast.Dat de regering hem vrije toegang toestond tot alle oude archieven, was voor zijn geschiedkundig werk van grote betekenis. Door zijn vele relaties met binnenen buitenlandse geleerden was hij aangewezen om een actief aandeel te nemen in de oprichting der nieuwe hogeschool, waarvan hij in 1614 de eerste rector magnificus werd als hoogleraar in Grieks en geschiedenis.

Aan de politieke strijd die in deze jaren in zijn vaderland woedde, waar de Lutherse grafelijke partij met de overwegend Gereformeerde standen om de macht worstelde, nam hij niettemin een actief aandeel. Hij vertoefde soms maandenlang in Oost-Friesland om tijdens de zittingen van de Landdag de stenden en speciaal de stad Emden als adviseur terzijde te staan. Vele kleinere geschriften zowel in het Latijn als in de landstaal verschenen te dier zake van zijn hand.

Zijn hoofdwerk is de Rerum Frisicarum Historia; met verwerping van alle zelfverheerlijkende sagen, streeft hij er naar de geschiedenis der Friezen tussen Vlie en Wezer (tot 1564) geheel op de authentieke stukken en de berichten der klassieke schrijvers op te bouwen. In klassicistische stijl geschreven en door zijn chronologische indeling nog aan de middeleeuwse kronieken verwant, is het niettemin naar de geest een modern geschiedwerk. Topografische kennis en kennis van recht en volkszeden vormen de brede basis, het verband met het vroeger verhaalde wordt gedurig aangewezen en de hele wijdlopige stof verkrijgt samenhang uit Emmius’ visie op de betekenis van zijn volk: alléén de Friezen hebben de Oudgermaanse volksregering weten te behouden en de stand der vrije boeren geldt onder hen niet minder dan de adel of de steden. Ook onder de Oost-Friezen, al erkennen zij een graaf, berust nog het hoogste gezag bij de landdag. Hier treffen we het knooppunt tussen Emmius’ historische en politieke werkzaamheid.

Bibl.: Rerum Frisicarum Historia, 6 dln (1596-1616; folio-uitg. in I dl bij Elsevier (Leiden 1616). Hierin ook opgenomen de drie verhandelingen De Frisia et Frisiorum republica. Behalve geschriften van polemische aard gaf U. E. in het licht o.m. een tijdrekenkundig en genealogisch handboek: Opus chronologicum novum (Groningen 1619); een biografie van stadhouder Willem Lodewijk: Guilhelmus Ludovicus comes Nassoviae (Groningen 1621); een verdienstelijk werk over aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting van het oude Griekenland: Vetus Graecia (3 dln, Leiden 1626). Verder: Historia nostri temporis (een geschiedenis van O.Friesland tot 1610, voor het eerst uitgegeven in 1734).

Lit.: J. J. Boer, U. E. en Oost-Friesland (Groningen 1935); H. Reimers, Die Quellen der Rerum Frisicarum Historia, in: Jahrb. der Gesellsch. für bild. Kunst und vaterl. Altertümer zu Emden, XV (1903), 1-103 en 333-378, XVI (1907), 182-325; H. Brugmans en F. Wachter, Briefwechsel des U. E. (2 dln, Aurich 1911 ’s Gravenh. 1923).

< >