Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 24-01-2022

Tycho brahe

betekenis & definitie

(Tyge), beroemd astronoom (Knudstrup, in het destijds Deense Schonen (Skaane) 14 Dec. 1546 - Praag 24 Oct. 1601), uit een oude adellijke familie, werd opgevoed door zijn oom Jörgen Brahe, die hem in 1559 naar de Universiteit te Kopenhagen en daarna naar die te Leipzig zond om kennis voor de staatsdienst op te doen. Tycho was echter sedert de zonsverduistering van 21 Aug. 1560, die hij te Kopenhagen waarnam, besloten zich op de astronomie toe te leggen.

Hij moest dit aanvankelijk in het geheim doen, omdat zijn familieleden het geen passende bezigheid vonden voor iemand van zijn stand. In 1563 nam hij met behulpvan een passer een conjunctie van Jupiter en Saturnus waar; van dit tijdstip af dateren zijn systematische waarnemingen, die vnl. werden verricht met de Jakobsstaf. De dood van zijn oom in 1565 verschafte hem de vrijheid zich definitief aan de astronomie te wijden. Hij begaf zich hiertoe in 1566 naar Wittenberg, waar hij studeerde bij Caspar Peucer, daarna naar Rostock, Bazel en Augsburg, in welke laatste plaats hij verscheiden grote astronomische instrumenten liet vervaardigen. In 1570 naar Denemarken teruggekeerd, beoefende hij vnl. de chemie, totdat de verschijning van een nieuwe ster in Gassiopeia, die hij op ii Nov. 1572 waarnam, hem weer tot de astronomie voerde. Na in 1574 een tijdlang te hebben gedoceerd aan de Universiteit te Kopenhagen, reisde hij in 1575 weer naar Duitsland.

Hij bezocht daarbij o.a. Kassei, waar Landgraaf Willem IV van Hessen in een in 1561 gesticht observatorium astronomische waarnemingen deed. Tegen het einde van het jaar keerde hij terug naar Denemarken met de bedoeling, dit land te verlaten en zich te Bazel te vestigen. De koning, Frederik II, stelde hem echter het eiland Hveen in de Sont ter beschikking om daar een sterrenwacht te bouwen en bezorgde hem een aanzienlijk inkomen. Tycho begon 14 Dec. 1576 met waarnemingen op Hveen, waar hij twee sterrenwachten, Uraniborg en Stjerneborg (de laatste onderaards) bouwde. Hier heeft hij tot 1596 met een staf van medewerkers systematisch astronomische waarnemingen gedaan.

In 1588 overleed Frederik II; hij werd opgevolgd door de minderjarige Christiaan IV, die in 15g6 zelf de regering in handen nam. Door verschillende oorzaken, waaraan Tycho ten dele zelf schuld had, werd de verstandhouding tot de nieuwe koning steeds slechter. Zijn ondersteuningen werden hem onthouden en hij zag zich genoodzaakt, Hveen te verlaten. Na een verblijf te Rostock nam hij een uitnodiging van graaf Rantzov aan om zich op het kasteel Wandsbeck bij Hamburg te vestigen. Vandaar ging hij in Dec. 1598 naar Wittenberg. In 1599 nam hij een uitnodiging van keizer Rudolf II aan, om zich te Praag te vestigen.

Hier werd hem het kasteel Benatky (Benatek) ter beschikking gesteld, waar hij zijn werk voortzette. Hij kreeg hier de eerst tijdelijke, later, na zijn vestiging te Praag, vaste medewerking van Johann Kepler*. Hij overleed op 24 Oct. 1601 en werd op 4 Nov. d.a.v. in de Teynkerk te Praag begraven.De betekenis van Tycho voor de geschiedenis der astronomie berust vnl. op zijn werk als observator. Hij zag in, dat alleen een systematisch georganiseerde, over een lange reeks van jaren voortgezette waarneming de gegevens kon verschaffen, die tot verbetering van de bestaande planetentheorieën konden leiden. Dank zij zijn bijzonder waamemingstalent en zijn grote vindingrijkheid in het construeren van meetinstrumenten en in het opsporen en elimineren van fouten kon hij de nauwkeurigheidsgrens der metingen, die bij Copemicus* ca 10' had bedragen, tot 2' verlagen. Het door hem verzamelde waamemingsmateriaal vormde het uitgangspunt voor de theoretische onderzoekingen van Kepler, die tot de opstelling van de juiste wetten voor de planetenbeweging hebben geleid. Daardoor ontwikkelde de astronomie zich echter wel in een geheel andere zin dan Tycho zich had voorgesteld. Zelf was hij op fysische en religieuze gronden een tegenstander van het stelsel van Copernicus; om echter de astronomische vereenvoudiging, die deze in de theorie der planetenbeweging had bereikt door de planeten te laten wentelen om punten in de nabijheid van de zon, te behouden, had hij een eigen stelsel ontworpen, dat als een overgangsvorm tussen de stelsels van Ptolemaeus* en Copernicus kan worden beschouwd: de zon wentelt hierin evenals bij Ptolemaeus om een punt in de nabijheid van de aarde, terwijl de planeten als bij Copernicus om unten in de nabijheid van de zon draaien.

Door et gebruik, dat Kepler van zijn waarnemingen maakte, heeft Tycho indirect echter in hoge mate tot de overwinning van de heliocentrische gedachte bijgedragen. Van zijn eigen bijdragen tot de astronomie zijn nog te vermelden: de invoering van een correctie voor de atmosferische refractie, het bewijs, dat de kometen geen atmosferische verschijnselen zijn en de ontdekking van twee ongelijkheden (variatie en jaarlijkse ongelijkheid) in de maansbeweging. DR E. J. DIJKSTERHUIS

Bibl.: Alle geschriften en brieven van Tycho zijn thans toegankelijk in de editie: Tychonis Brahe Dani Opera Omnia, 15 dln, Kopenhagen (1913-1929), I-V Scripta Astronomica, VI-VIII Epistolae Astronomicae, IX Scripta Varia, X-XIII Thesaurus Observationum, XIV Epistolae et acta ad vitam Tychonis pertinentia, XV Index hominum et rerum; T. Br.’s Descr. of his instruments and scient. vvork as given in Astronomiae Instauratae Mechanica; transl. by Hans Raeder a.o. (Copenbague 1946).

Lit.: J. L. E. Dreyer, T. Br. (Edinburgh 1890); E.J. Dijksterhuis, in De Gids (1946), IV, blz. 127-142; J.

A. Gade, The life and times of T. Br. (New York 1947).

< >