Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Twaalftoonmuziek

betekenis & definitie

is de naam voor muziek die geschreven is met behulp van de door A. Schönberg en zijn leerlingen gedemonstreerde twaalftoontechniek.

Na Wereldoorlog II is door de Schönberg-adept R. Leibowitz de naam dodekaphonie in zwang gekomen. Het uitgangspunt voor een compositie is een reeks, waarin ieder van de twaalf tonen van een chromatische toonladder in een door de componist te kiezen volgorde éénmaal voorkomt. Deze reeks wordt behalve in de oorspronkelijke vorm ook gebruikt in kreeftgang, in omkering en in kreeftgang van de omkering (z muziek, contrapunt). De zo verkregen vier „Zwölftonreihen” worden ook getransponeerd gebruikt en wel 1. in melodieën na elkaar;
2. in contrapuntische verweving over twee of meer stemmen verdeeld;
3. tegelijk in accoorden.

De tonen van een reeks mogen naar ieder octaafgebied verplaatst worden.

Bovendien worden een aantal voorschriften in acht genomen, die evenals de percentsgewijze nivellering van de gebruikte twaalf tonen dienen om de vorming van tonale centra (z tonaliteit) tegen te gaan, zoals:

1. gebruik in de melodie grote intervallen, liefst groter dan een octaaf, die een tonale interpretatie bemoeilijken,
2. vermijd in de harmonie alle samenklanken, die een tonale oriëntatie suggereren (drieklank, dominant-septimeaccoord e.d.),
3. vermijd in het rhythme een zodanige plaatsing van een toon, dat deze een dominerende rol speelt: voorts een aantal practische aanwijzingen. Deze rigoureuze dogmatiek bleek in strijd met de muziekpsychologie.

Het vergelijken van een gehoorde toon met voorafgaande, volgende en tegelijk klinkende tonen en het daaruit formeren van tonale schema’s is een van de primaire reacties van de muziekgevoelige mens. Om dit muziekpsychologische verschijnsel te elimineren zou de menselijke geest zelf veranderd moeten worden. De dodekaphonici hebben dit ingezien en de strijd tegen de vorming van tonale centra als hopeloos opgegeven. Erger dan dit was het feit, dat de oorspronkelijke twaalftoonstechniek ook strijdig was met de acoustiek. In een reeks tonen na elkaar kan men het door een toon opgewekte tonale veld negeren, maar dit is niet mogelijk in een tegelijkklinkende reeks tonen, in een accoord dus. Het door de laagste toon (bastoon) opgewekte tonale veld oefent een harmonische versterking uit op daarin passende hogere tonen (een acoustisch verschijnsel) en voor zover die hogere tonen er niet in passen wekken zij bij de muzikale luisteraar een neiging om naar de naastliggende wèl in dat tonale veld passende toon op te lossen (een psychologisch verschijnsel). De negatie van deze phaenomenen had tengevolge, dat de samenklanken van de twaalftoonsmuziek voor een groot deel niet wilden „klinken”. Aangezien het oor bij de muzikant aan alle verstandelijke redenatie voorafgaat, bemerkten de dodekaphonici deze fout in de uitvoeringspractijk en trachtten die te herstellen door het voorschrift „zorg bij de keuze van de reeks, dat deze bruikbaar materiaal bevat voor de vorming van goede harmonieën”. Met dit voorschrift haalden zij de drieklank weer binnen, die door de zin van hun andere voorschriften zo genadeloos werd afgezworen. In deze inconsequente vorm bleek met behulp van dit systeem een bepaald muzikaal effect mogelijk, dat de technische mogelijkheden voor een componist met één heeft uitgebreid.

IR H. H. BADINGS.

< >