komen vnl. in Afrika en Eurazië voor. Eén soort is van Australië bekend.
In Zuid-Afrika worden zij Knorhanen genoemd. Zij werden vroeger tot de Kraanvogels gerekend, maar tegenwoordig meestal in een eigen orde Otides gebracht. Het zijn grote vogels, schizognaath, holorhien en met nares perviae (z vogels). De blindedarmen zijn zeer lang. De meest lange poten missen een achterteen. De veren hebben een lange bij veer. De Grote Trap (Otis tarda), die vroeger in Engeland, Frankrijk, Denemarken en Zuid-Zweden broedde, komt thans als broedvogel van Midden-Duitsland tot West-Siberië en zuidwaarts in Spanje, Noord-Marokko en Klein-Azië voor. In Nederland een vrij zeldzame wintergast. Van de Kleine Trap (Otis tetrax), waarvan een oostelijke ondersoort uit Oost-Europa en West-Azië en een andere uit Zuid-Europa bekend is, bezoekt de oostelijke vorm (subspecies orientalis) Nederland nu en dan in de wintermaanden, zeer zelden in het voorjaar. De Aziatische Kraagtrap (Chlamydotis undulata) is ééns in Nederland geschoten.PROF. DR L. F. DE BEAUFORT.