Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 06-08-2022

Tory

betekenis & definitie

(meervoud Tories) heten sedert het einde van de 17de eeuw de Conservatieven in het Engelse Parlement. Met de naam Tories (een Iers woord, waarmee de Katholieken werden aangeduid, die alle burgerrechten hadden verloren) bestempelde men aanvankelijk de R.K. roverbenden, die gedurende de strijd van Karel I tegen het Parlement, onder voorwendsel van koningsgezinde gevoelens, plunderend door Ierland trokken.

Deze benaming werd ca 1680 op de aanhangers van de hertog van York, beticht van bescherming der Ierse opstandelingen, en vervolgens in het algemeen op de hofpartij overgedragen, op hen, die de erfopvolging ongerept wilden laten, ook al was de pretendent (z Jacobus II) Katholiek. Zij waren de voorstanders van een systeem, waarbij de koninklijke macht onafhankelijk naast die van het Parlement stond, in tegenstelling tot de Whigs , die meenden, dat het Parlement in de erfopvolging kon ingrijpen. In het godsdienstige waren de Tories de aanhangers van de ouderwetse Anglicaanse Kerk (High Church), terwijl de Whigs sterker Protestantse sympathieën hadden. Bij de komst van Willem van Oranje in 1688 en vooral na de troonsbeklimming van het huis Hannover in 1714, toen de Tories met Bolingbroke een poging deden tot herstel der Stuarts, verkregen de Whigs de overhand en behielden die onder de regeringen van George I en II. Aangezien de Whigs door de eigenaardige kiesrechtregeling en zetelverdeling volkomen de heerschappij bezaten, werden de Tories nu behalve verdedigers der rechten van de kroon ook voorstanders van kiesrechthervorming, maar dezen vond men ook onder de Whigs. In het algemeen werden de partijen meer en meer tot adelscoterieën, zonder belangrijke principiële tegenstellingen. Sedert Pitt waren de Tories meestal aan de regering; zij legden de nadruk op de buitenlandse politiek en kwamen hoe langer hoe meer onder leiding van de zeer conservatieve vleugel (z Canning en Wellington). Zij zijn dan vooral de hardnekkige verdedigers van het monopolie der Anglicaanse Kerk en tegenstanders van elke hervorming, speciaal die van het Kiesrecht. De Emancipationact en de Reformbill zijn dan ook overwinningen van de Whigs en betekenden het einde van de macht der Tories. Een meer principiële partij groepering brak zich na 1832 baan (z Peel), waarbij echter de „Conservatieven” nog vaak als Tories worden aangeduid (z verder conservatief).Lit.: K. G. Feiling, History of the Tory Party, 1640-1714 (1924); Idem, The Second Tory Party, 1714-1832 (1938); R. L. Hill, Toryism and the People, 1832-1846 (1929).

< >