Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

Toren van babel

betekenis & definitie

is het onderwerp van een bekend Bijbelverhaal; dit verhaal van de torenbouw en de spraakverwarring (Genesis II : 1-9) heeft een drievoudig doel. Verklaard moet worden:

1. waarom de mensheid in zoveel verschillende rassen en talen gesplitst werd;
2. de naam van de oude wereldstad Babel en
3. het ontstaan en de verwoesting van de geweldige toren bij de hoofdtempel van deze stad.

Het pessimistische antwoord luidde: God heeft de splitsing teweeggebracht, omdat de mensheid te machtig en overmoedig dreigde te worden. Het zinnebeeld van deze heidense overmoed was, voor den gelovigen Israëliet, Babylon als het middelpunt van de Mardoek-religie. In plaats van „poort Gods” werd door hem de naam van deze stad verklaard als „verwarring”, omdat hier, toen de mensen met hun toren de hemel wilden bereiken, hun talen werden „vermengd” (in het Hebreeuws: balbēl), terwijl zij naar alle windstreken werden „verstrooid” (bābal).

De beroemde trapvormige tempeltoren naast de hoofdtempel van Mardoek was, zoals wij uit uitvoerige beschrijvingen weten, die op spijker schrifttabletten teruggevonden zijn, 91 m hoog en rustte op een fundament van 91 m2. De naam van de tempel luidde: „het huis dat zijn top naar de hemel verheft”, en die van de toren: „het huis der grondvesting van hemel en aarde” (E-temen-an-ki). Tal van Babylonische koningen hebben aan deze toren gebouwd en herhaaldelijk lezen wij in hun inscripties, dat de top aan de hemel zou reiken. De Assyrische koning Sanherib heeft hem in 689 v. Chr. verwoest, maar reeds zijn zoon Esarhaddon begon met het herstel, dat daarna door Nabopolassar en vooral door Nebukadnezar II schitterend voltooid werd. Tot de grond verwoest werden de tempel en de toren dan weer door koning Xerxes (478 v. Chr.).

Alexander de Grote, die Babylon tot een middelpunt van zijn wereldrijk wilde maken, liet het puin opruimen, om de toren te herstellen. Na zijn vroege dood (323 v. Chr.) bleef het puin naast de uitgegraven fundamenten liggen en in deze toestand werd de voormalige toren door de Duitse expeditie onder R. Koldewey aangetroffen. Hetgeen vroeger de fundamenten van de toren van Babel geweest zijn lijkt nu in de overstromingstijd op een vijver.

Ondanks deze verwoesting heeft men reeds meer dan één poging kunnen doen om de maten en het uiterlijk van deze aloude toren te reconstrueren, vooral met behulp van de vermelde spijkerschrift tabletten en van de beschrijving bij Herodotus (I, 181).

Voorstellen tot reconstructie werden o.a. gedaan door W. Andrae (en F. Wetzel), G. Martiny, E. Unger, Th. Dombart, A.

Moberg en vooral door den Nederlandsen architect Th. A. Busink. De door ons gekozen reproductie is die van de eerste twee genoemden.

Tempeltorens of (met de aan het Babylonisch ontleende uitdrukking) Zikoerrat’s behoorden in Babylonië en Assyrië bij elk groot heiligdom. De Babylonische torens waren trapvormig met een hoofdtrap in het midden en twee zijtrappen, de Assyrische torens eerder spiraalvormig, met een opgang rondom. De grote toren van Babel in zijn jongste gedaante (sedert Nebukadnezar) zou men zich als een combinatie van beide vormen kunnen voorstellen.

PROF. DR F. M. TH. BÖHL

Lit.:

1. Voor het bijbelverhaal Gen. II behalve de commentaren op Genesis: F. M. Th. Böhl in Zeitschr. f. d. alttestam. Wissensch. XXXIV (1916), blz. 110 w.; H. Gressmann, The tower of Babel (New York 1928); A. van Hoonacker, De toren van Babel en de verwarring der talen (Gent 1923). Een afwijkende verklaring biedt O. Ravn in het Zeitschr. der d. morgenländ. Gesellsch. 91, 1937, blz. 352 vv.: niet de toren, maar de stad zou in het verhaal op de voorgrond staan; de „toren” behoort als burcht tot de stad; de poging om van het nomadische leven over te gaan tot het gezeten stadsleven wordt afgekeurd en verijdeld.
2. Over de opgraving en de reconstructie van de toren E-temen-an-ki, zie vooral F. Wetzel en F. H. Weissbach, Das Hauptheiligtum des Marduk in Babylon, Esagila und Etemenanki (Leipzig 1938); Th. A. Busink, De Toren van Babel (Batavia 1938); Idem, Sumerische en Babylonische tempelbouw (Batavia 1940); F. M. Th. Böhl en Th. Busink in het Jaarbericht Ex Oriente Lux No 10, Leiden 1947. — Over de tempeltorens in het algemeen: H. J. Lenzen, Die Entwicklung der Zikurrat (Leipzig 1941). Rolf Fritz, Die Darstell. d. Turmbaues zu Babel i. d. bild. Kunst (in „Mitteil. d. Dtsch. Orientges. zu Berlin”, 71, 1932), waar verdere literatuur-opgave.

< >