eigenlijk Giovan Domenico, Italiaans wijsgeer (Stilo, Calabrië, 5 Sept. 1568 - Parijs 21 Mei 1639), werd op zijn 15de jaar Dominicaner monnik. Reeds vroeg betwijfelde hij de toenmaals nog onbestreden onfeilbaarheid van Aristoteles; door zijn geschrift: Philosophia sensibus demonstrata (Napels 1590) verwekte hij een storm onder de voorstanders van Aristoteles.
Hij moest de wijk nemen uit zijn geboorteplaats en vertoefde geruime tijd te Rome, Florence, Venetië, Padua en Bologna. In laatstgenoemde stad maakten zijn vijanden zich heimelijk meester van zijn papieren en zonden ze naar de Inquisitie te Rome. In 1599 keerde hij terug naar Napels en vervolgens naar zijn geboorteplaats. Hier nam hij deel aan een opstand tegen de Spaanse regering, zodat men hem te Napels in de gevangenis wierp, waar hij 26 jaren doorbracht.
Tot zevenmaal toe legde men hem vergeefs op de pijnbank. Alle bemoeiingen van de paus, van Fugger en van machtige vorsten, om zijn vrijheid te verwerven, waren vruchteloos, en eerst in 1626 wist paus Urbanus VIII zijn vrijlating te bewerken. Daar hij zelfs te Rome niet veilig was voor de aanslagen der Spanjaarden, begaf hij zich over Marseille en Aix naar Parijs. LodewijkXIII en Richelieu ontvingen hem met welwillendheid, schonken hem een jaargeld en raadpleegden hem gedurig over Italiaanse aangelegenheden.
De kardinaal gaf hem een pensioen van 3000 livres en wees hem tot verblijf het Dominicaner klooster in de Rue St Honoré te Parijs aan, waar hij, verzwakt door zijn langdurige gevangenschap, 21 Mei 1639 overleed.Gedurende zijn verblijf in de kerker te Napels voltooide hij 40 verschillende geschriften over wijsbegeerte, wis-, natuur-, genees- en sterrenkunde, godgeleerdheid en staatkunde, terwijl hij tevens een aantal gedichten vervaardigde. Hiervan is echter veel verloren gegaan; tijdens zijn gevangenschap werd echter reeds veel gedrukt door de zorgen van Tobias Adami en Kaspar Schoppe.
Het oordeel van tijdgenoot en nazaat over het karakter en de geschriften van Campanella is zeer verschillend. Hij bekleedt een merkwaardige plaats in de geschiedenis der wijsbegeerte, daar hij de scholastiek de rug toekeerde en op het voetspoor van Telesio e.a. de empirische weg insloeg.
In de sociale geschiedenis is zijn naam blijven voortleven door de merkwaardige schildering van een toekomststaat, de zgn. „Zonnestaat”, die hij in 1602 in de gevangenis schreef en die voorkomt in zijn Realis Philosophiae epilogisticae partes quatuor; het betr. gedeelte van dit werk kwam in 1623 afzonderlijk uit onder de titel: F. Thomae Campanellae Appendix Politica Civitatis Solis — Idea Reipublicae Philosophicae.
Hij was bezig een verzameling van zijn geschriften uit te geven, toen de dood hem verraste. De eerste 4 dln waren toen reeds verschenen.
Van zijn gedichten bezorgde Tobias Adami een uitgave onder de titel Scelta d’alcune poesie filosofiche de Settimontana Squilla (1622, 1834), waaruit Herder in zijn Adrastea stukken in het Duits heeft vertaald. Over zijn eigen geschriften spreekt Campanella in zijn De propriis libris et recta ratione studendi syntagma (beste uitgave van Naudé, Paris 1643). Een nieuwe uitgave van zijn Opere bezorgde A. d’Ancona (Torino 1854).
Bibl.: Poesie, ed. G. Gentile (1915); Cittä del Sole, a cura di G. Paladino (Napoli 1920), id., ed.
Solmi (1904); Lettere ed. V. Stampanato (1927).
Lit.: L. Amabile, Fra Tommaso C.: la sua congiura, i suoi processi e la sua pazzia (3 dln, Napoli 1882); Idem, Fra T. G. ne’castelli di Napoli, in Roraa ed in Parigi (2 dln, Napoli 1887); Kvacala, Th. C., ein Reformer der ausgehenden Renaissance (t909); E.
Gothein, in Ztschr. f. Kulturgesch., dl I (1894); A. Galenda, Fra T. G. e la sua dottrina sociale e politica di fronte al socialismo modemo (1895); F.
Meinecke, Die Idee der Staatsräson i.d. neueren Gesch. (1925); P. Treves, La filosofia politica di T. G. (1930); R. de Mattei, La Politica di G. (1927); K. Sternberg, in Hist.
Ztschr. dl. 148 (1933); L. Firpo, Bibliogr. degli scritti di T. G. (Torino 1941); D. N.
Giovanni, T. G. filosofo della restaurazione cattolica (1947).