Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Thomas theodorus hendrikus jorissen

betekenis & definitie

Nederlands historicus (Utrecht 3 Febr. 1833 Amsterdam 4 Apr. 1889), studeerde te Utrecht theologie en letteren, was daarna leraar en werd in 1865 hoogleraar aan het Athenaeum en vervolgens aan de universiteit te Amsterdam. Hij werd in 1875 benoemd tot doctor in de letteren honoris causa.

Hij was een scherpzinnig onderzoeker, die zijn aandacht vooral concentreerde op het persoonlijk element in de historie en die een vlotte pen hanteerde. Echter, zijn voorkeur voor het dramatische bracht zijn wetenschappelijkheid gemakkelijk tot concessies. Toch zullen latere onderzoekers, hoewel zijn werk in menig opzicht verouderd is, goed doen, waar het pas geeft, van zijn omvangrijk oeuvre kennis te nemen.Bibl.: Abélard en Héloïse (1862); Charlotte de Corday (1864); Over het begrip van algemeene geschiedenis (1865); Schets der algemeene geschiedenis (2de dr., 1873); He omwenteling van 1813 (2 dln, 1865-1868); Herinneringen aan M. C. van Hall (1867); Napoléon et le roi de Hollande 1806-1813 (1868); G. K. van Hogendorp en L. van Limburg Stirum (1869); De ondergang van het koninkrijk Holland (1871); Constantijn Huygens (1871); Historisch leven (1872); Aan het Vaderland (1872); Mémoires de Constantin Huygens (1873); He Patriotten te Amsterdam in 1794 (1874) , He eerste coalitie en de Republiek der Vereenigde Nederlanden (1877); He overgave van Amsterdam in 1795 (1884). Zijn schriftelijke nalatenschap werd uitgegeven door J. C. Matthes, onder de titels: Historische Bladen (4 dln, 1889); Historische Karakters (2 dln, 1890) en Historische studiën (6 dln, 1890).

< >