Duits satiricus uit de dagen der Hervorming (Oberehnheim, Elzas, 1469 - vóór 23 Aug. 1537), bezocht het Minorietenklooster te Straatsburg. Hij gaf te Freiburg onder de titel Nova Germania (1502) een boek in het licht tegen de Germania van Wimpfeling.
De magistraat van Straatsburg legde beslag op dat boek, dat op 6 exemplaren na vernietigd werd, doch in 1874 met het werk van Wimpfeling opnieuw is uitgegeven. Van 1515-1521 reisde Murner (die in 1505 door keizer Maximiliaan tot dichter gekroond was) in Italië en vestigde zich daarna weder te Straatsburg. In 1512 verscheen zijn hekelschrift Narrenbeschwörung in de trant van het Narrenschiff van Brant. Dit werk geselt in de tongval van de Elzas de gebreken en dwaasheden van zijn tijd en ontziet geen enkele stand. Zijn Schelmenzunft (1512) is een bijtende satire op alle maatschappelijke kringen. In de grote strijd, door Luther gevoerd, schaarde hij zich eerst aan diens zijde en vertaalde Luther’s De captivitate babylonica, maar behoorde later tot de hevigste tegenstanders van de Hervormer.
Hij verdedigde Hendrik VIII van Engeland in zijn geschrift Ob der Künig usz Engelland ein Lügner sey oder der Luther (1522); tevens schreef hij een heftige verhandeling tegen Luther, getiteld Von dem grossen lutherischen Narren, wie ihn Doktor Murner beschworen hat (1522; uitg. d. P. Merker 1918). Toen hij zich niet hield aan het bevel van de raad te Straatsburg om zich van hatelijk twistgeschrijf te onthouden zag hij zich gedwongen de wijk te nemen naar Zwitserland 1525), dat hij echter in 1529 wegens zijn schotschriften moest verlaten. Keurvorst Friedrich van de Palts verschafte hem een wijkplaats; daarna werd hij pastoor te Oberehnheim. Hij was een geniaal en vruchtbaar schrijver, maar hij bezat een losbandig en avontuurlijk karakter.
In zijn geschrift Gäuchmatt (1519; Weide der Dwazen) wijst hij door voorbeelden aan, welke middelen en kunstenarijen de vrouwen toepassen om de mannen tot dwazen te maken. Hij vertaalde ook de Aeneis van Vergilius.Bibl.: Die Schelmenzunft (Franckfurt 1512 enz., herdr. d. E. Matthias 1890, Neudr. deutscher Lit.werke 85; Faks. uitg. d. H. Rupé 1926; Lat.vert. d. J.
Flitner: Nebulo nebulonum 1620, 2de dr. Leeuwarden 1634; Ned. vert. d. P. Baardt: Nebulo nebulonum 1634 en Deughdenspoor 1645); Narren Beschwerung (Strasburg 1512 enz., herdr. d. M. Spanier 1894, herdr. 1912, Neudr. deutscher Lit.werke 119-125); Deutsche Schriften, hrsg. v.
F. Schultz e.a., 9 dln (i9i8-3i, Krit. Gesamtausg. elsäss. Schriftsteller).
Lit.: W. Kawerau, M. und die deutsche Reformadon (1891); Th. Liebenau, Th. M. (1913, oncritisch); Lefftz, Die volkstüml. Stilelemente in M.’s Schriften (1915); G. Schumann,T.
M. u. seine Dichtungen (1915); P. Merker, M. Studien (1917); E. v. Borries, Wimpfeling u. M. (1926); P. Scherrer, M.’s Verhältnis zum Humanismus (Basel 1929); M.
Sondheim, M. als Astronom (1938) ; W. Pfeiffer Belli, Th. M. im Schweizer Glaubenskampf (1939) ; R Newald, Elsäss. Charakterköpfe (Kolmar 1944). Voor M.’s geb.jaar 1469 (niet 1475) zie: Archiv für elsäss. Kirchengeschichte (1924), blz. 466; Wolfg.
Stammler, Die dtsche Dichtung von der Mystik zum Barock 1400-1600 (2. Aufl. 1950).