Nederlands blijspeldichter (Dieppe 1620 - Amsterdam juli 1701), kwam reeds als klein kind met zijn ouders naar Nederland, zodat de Franse afkomst vrijwel geen invloed op zijn werk heeft gehad. Hij woonde te Amsterdam, eerst als boekbinder, later als karmozijnverver; na een faillissement in 1678 bleef hij verder zonder beroep tot zijn dood.
Zijn verzen zijn van weinig betekenis; als toneeldichter trok hij echter de aandacht, doordat hij (tegen het genootschap Nil volentibus arduum in) er toe aanspoorde geen vertalingen, doch eigen werk ten tonele te brengen. Zelf droeg hij daartoe bij met een zestal middelmatige treurspelen, waaronder te noemen is: Open ondergang van Mas Anjello, of Napelsche beroerte (1668). Zijn roem berust evenwel in de eerste plaats op de blijspelen, welke hij eerst na zijn 60ste jaar is gaan schrijven. Het eerste daarvan is het bekende Jan Klaaz of gewaande Dienstmaagt (1682), waarin de Mennisten lichtelijk werden bespot en dat dan ook heel wat beroering heeft veroorzaakt; zelfs moesten de voorstellingen tijdelijk worden gestaakt. Drie tonelen uit dit blijspel zijn op crayontekeningen van Cornelis Troost afgebeeld, die in het Mauritshuis hangen. In 1684 verscheen een vervolg onder de titel Kraambedt of Kandeel-Maal van Zaarije Jans, vrouw van Jan Klaazen (waarschijnlijk reeds in 1683 gespeeld).
Later volgden nog, maar met veel minder succes, Echtscheiding van Jan Klaasz en Saartje Jans (1685) en De schynheilige vrouw, Met de Uitvaard van Jan Jasperzen, Vader van Saartje Jans (1691). Een drietal kluchten, De stief moer (1684), De stief vaar (1690) en De spilpenning of verkwistende vrouw (1693) hebben zich lang op het repertoire weten te handhaven. Verder schreef Asselijn nog de volgende kluchten: Melchior, baron de Ossekop (1691), De Schoorsteenveger door Liefde (1692), De Kwakzalver (1692) en Gusman de Alfarache, of de doorsleepene bedelaars (1693), naar Aleman’s Spaanse schelmenroman.Bibl.: In 1878 gaf A. dejager een achttal van Asselijn’s werken opnieuw uit, terwijl Jan Klaaz werd opgenomen in de Zwolsche Herdrukken. Het door A. zelf niet uitgegeven blijspel in 3 bedrijven De Dobbelaar publiceerde R. Grisard in het Tijdschr. voor Taal- en Lett. jg. XXVIII (1909), blz. 162-205.
Lit.: J. A. Worp, Tijdschrift voor Nederl. Taal- en Letterkunde IV (1884), blz. 45-100, en V (1885), blz. 62-65; A. Ising, Jan Klaassen en andere kluchtspelen aan de hand van Troost geschetst (s-Gravenhage 1879).