graaf, Frans legeraanvoerder, stammend uit een Iers geslacht (Romans, Drôme, i Jan. 1702 onthoofd Parijs 9 Mei 1766), werd in 1756 luitenant-generaal en opperbevelhebber der Franse troepen in Voor-Indië. Hier nam hij in 1758 aanvankelijk met veel succes de strijd op tegen de Engelsen, die hij uit het Z. van de kust van Coromandel verdreef en in 1759 in Madras belegerde.
Door zijn hooghartig optreden evenwel en zijn ruwheid maakte hij zich gehaat bij de inboorlingen. Hulp uit Frankrijk bleef uit, de krijgskans keerde, en na een langdurig beleg moest hij zich met een totaal uitgeputte bezetting te Pondichéry overgeven (16 Mrt 1761). Van 1761-1764 was hij krijgsgevangen in Engeland, maar hij werd op erewoord vrijgelaten, toen hij in Frankrijk beschuldigd werd van verraad en malversaties. Na een onrechtvaardig proces veroordeelde het Parlement van Parijs hem ter dood. Zijn zoon Trophime Gérard (1751-1830) (die later lid van de adel in de Staten-Generaal van 1789 was en in 1792 emigreerde) heeft in 1778 met behulp van Voltaire eerherstel voor hem weten te verkrijgen.Lit. : Hammont, La fin d’un empire français aux Indes: L.-T. (1887) ; La Mazière, L.-T. (Paris 1931).