stad in het Franse dep. Seine-Inférieure, ligt aan het einde van een baai van het Kanaal waarin de Arques uitmondt, aan de spoorlijnen Parijs-Dieppe en Parijs-Eu en telt (1946) 21.770 inw.
De voornaamste oude gebouwen zijn de kerk van St Remy, de kerk van St Jacques, in spitsboogstijl met een hoge toren en het op een hoge rots gelegen kasteel. De haven bestaat uit een breed toegangskanaal, open voorhaven (Avant-Port) een binnenhaven voor de visserij, een achterhaven (Arrière-Port) en drie bassins, bij hoog water toegankelijk. De industrie omvat o.m. scheepswerven, drukkerijen, metaalwarenfabrieken, tabaksfabriek. Dieppe is een drukke handelsstad en overvaarthaven naar Newhaven. In 1947 bedroeg het aantal binnengekomen zeeschepen 843 (0,6 millioen netto reg.ton). Gelost werd aan goederen 291,6 (maal 1000 ton), geladen 54,0 (maal 1000 ton) (in 1938 waren deze hoeveelheden resp. 400,8 en 127,2). Het aantal ontscheepte passagiers bedroeg in 1947 105.000 (1938: 193.000). Het is een standplaats voor de kabeljauwvisserij op IJsland en Newfoundland, en heeft verder oesterparken. Voorts is het een vooral door Engelsen druk bezochte badplaats. Rechts van de Arques ligt de vissersvoorstad Le Pollet. De stad bloeide vooral ten tijde van Frans I, was in de dagen van de Hugenoten een bolwerk van de Protestanten en werd 17 Juli 1694 door een bombardement van de Engelse en Nederlandse vloten verwoest. Wel werd zij later opgebouwd, doch haar welvaart was tegelijk met de uitgeweken Protestanten grotendeels verdwenen. Het was de geboorteplaats van de admiraal Abraham Duquesne (1610).Tijdens Wereldoorlog II werd Dieppe half Juni 1940 door de Duitsers bezet. Op 19 Aug. 1942 vond er een verrassende, tijdelijke landing van de Geallieerden plaats. 1 Sept. 1944 werd de stad door de 2de Canadese divisie van het 1ste Canadese leger bevrijd. De dag tevoren waren de Duitsers begonnen weg te trekken, na de grote ammunitie-opslagplaats in de gewelven van het kasteel te hebben opgeblazen. De olievoorraden werden in brand gestoken, alle havenwerken en bruggen vernield, schepen tot zinken gebracht, de watertoren en electrische centrale gingen de lucht in. Behalve langs zee en de haven werd de stad niet zwaar beschadigd. Langs de kust tussen Dieppe en Boulogne waren verscheidene lanceerinrichtingen van vliegende bommen.
Lit.: A. Bouteiller, Histoire de la ville de D. (1878).