de Vlaamse vorm voor Duits, afgeleid van diet „volk”, betekende oudtijds „Germaans” in ruimere en „Nederlands” in engere zin. In de laatste betekenis is Duits lang in gebruik gebleven, maar dit werd, naarmate het meer de tegenwoordige betekenis kreeg (zie Duitsland, taal), door andere benamingen vervangen.
In de 19de eeuw heeft men, onder invloed van de opkomende studie van het oudere Nederlands en de strijd voor het Nederlands in België, gepoogd het sinds lang uitgestorven woord Diets te doen herleven, om daarmee aan te duiden het middeleeuwse Nederlands (zo o.a. in de Middelnederlandsche Spraakkunst van Van Helten), ofwel „Nederlands in en buiten de staatkundige grenzen van het Koninkrijk der Nederlanden” of „tot de Nederlandse stam behorend”. Als zodanig was het tot 1940 in beperkte kring enigszins gangbaar. Na de bevrijding in 1945 is het gebruik er van afgenomen, eensdeels omdat de „Groot-Nederlandse” beweging, die het woord Diets gaarne gebruikte, aan betekenis zeer heeft verloren, anderdeels omdat het een onaangename klank heeft gekregen doordat het in de bezettingstijd en daarvóór een geliefkoosd woord was van Duitsgezinden.