Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-01-2023

LESBOS

betekenis & definitie

(Mytilene, Mytilini en in het Turks: Midillii) is een van de Griekse eilanden nabij de kust van Klein-Azië, groot 1604 km2 met ruim 159 000 inw. Het vormt te zamen met de eilanden Chios en Samos de Griekse nomos: Egeïsche Eilanden.

Van de bergketens zijn de Gelia (Lepetymnos) in het N. en Hagios Ilias (Olympos) de voornaamste. Tussen deze ketens liggen vruchtbare vlakten met graanvelden en wijngaarden. Tarwe, olijfolie, wijn en zuidvruchten zijn naast marmer en hout (pinus maritima) de voornaamste voortbrengselen. De baaien van Kalloni (in het Z.) en van Bera (in het Z.O.), beide met nauwe ingangen, verdelen het eiland in 3 delen.Na de slag van Mykale (479 v. Chr.) voegde Lesbos, bevrijd van de Perzische heerschappij zich bij het Atheense Bondgenootschap. Tegen het einde van de Peloponnesische Oorlog kwam het onder de heerschappij der Spartanen, doch in het jaar 394 v. Chr. sloot het zich voor het grootste deel weder bij Athene aan. Later behoorde het tot het Romeinse rijk. Het laatst komt het eiland voor als zelfstandige staat in het midden van de 14de eeuw. In 1462 moest het zich onderwerpen aan de heerschappij der Turken, waaraan het tot 1912 behoorde, toen het tijdens de Balkan-oorlog door de Grieken bezet werd. De vrede van Londen (1913) bracht het voorgoed aan Griekenland, dat bij de vrede van Lausanne verplicht werd het te demilitariseren. In de Griekse beschavingsgeschiedenis vervult Lesbos een belangrijke rol als voornaamste zetel van de lyrische dichtkunst en van de hiermede verbonden muziek.

< >