is onder de vele Indische godsdienstige richtingen en wijsgerige systemen dat, hetwelk met het nauw er mee verbonden Saktisme (Sjaktisme of Shaktisme) zeer grote invloed heeft uitgeoefend op het religieuze en sociale denken en voelen der Indiërs. Deze leer ontleent haar naam aan de Tantra’s, magisch-mystieke geschriften, in weinig-fraai Sanskrit gesteld, vol geheimzinnige technische formules, die sedert de 7-8ste eeuw ontstaan zijn en verwantschap vertonen met de Purana's en de Boeddhistische Mahayana-literatuur.
Het Tantrisme is in zijn hogere vormen een mysterie-godsdienst met vele riten en vreemde gebruiken, die alle een esoterische betekenis hebben, slechts aan ingewijden bekend. Men onderscheidt twee vormen, t.w. de Hindoeïstische en de Boeddhistische, ook Vajryana-Boeddhisme genoemd, die elkaar sterk beïnvloed hebben. Beide kennen een rechterpad, met hoge ethische voorschriften, en een linkerpad, waarop alles toegestaan en zelfs geboden is, wat op het andere pad verboden is. Deze leer is vooral de daadwerkelijke toepassing van de leringen, zoals we die kennen uit de Vedanta-, Samkhya- en Toga-systemen.De monistisch-pantheïstische opvatting der Upanisaden van de inwezenlijke identiteit van het attribuutloze (nirguna) Brahman en de Atman, van God en wereld of van Macrocosmos en Microcosmos, impliceert volgens de Tantra’s niet alleen het illusionaire, de maya, van deze wereld, in haar afgescheidenheid van het absolute, maar ook haar goddelijkheid, in haar verbonden zijn met het Absolute. De voorstelling dat verder alle objecten potentieel in het Absolute aanwezig zijn, leidt tot de overtuiging, dat het door bepaalde magische riten mogelijk is voor de mens, om het hoogste inzicht te bekomen, en alzo de eenwording met het supreme principe te erlangen, wat tevens de definitieve verlossing impliceert. Dit kan tot stand gebracht worden door de verschillende vormen van yoga, d.w.z. processen van innerlijke meditatie en contemplatie, die de algehele lichamelijke, morele en geestelijke perfectie van de menselijke persoonlijkheid ten doel hebben, en haar haar goddelijke natuur doen beseffen. Gepersonifieerd leven deze beginselen voort, o.a. in de theïstische, Sivaïtische en Visnuïtische godsvoorstellingen. Het statisch aspect, de oergrond der schepping, wordt dan verzinnebeeld door Siva, de schepper en vernietiger of regenerator van de cosmos, die door middel van zijn Sakti, zijn goddelijke, dynamische energie, het ganse heelal voortbrengt. Zonder zijn Sakti is Siva of het absolute Brahman tot geen schepping in staat. Daardoor zijn velen in India er toe gekomen deze Sakti als de ware hoogste godheid te vereren. Zij noemen zich Sâkta’s en vereren de Sakti als Moedergodin onder vele namen, zoals Kâli, Dûrgâ en Pârvatî. Ook de andere goden als Visnu en Brahman hebben hun eigen Sakti. In deze moedercultus vindt men sporen van oudere Dravidische, Skythische en prae-arische voorstellingen.
In welke sfeer het Tantrisme zich beweegt, blijkt uit een inhoudsopgave van de onderwerpen, die de Tantra’s o.a. behandelen. Deze literatuur onderscheidt drie soorten, Tantra, Âgama en Tâmala en behandelt de schepping en vernietiging der wereld, de verblijfplaatsen van goden en geesten, de heilige bedevaartsoorden, de plichten der mensen in de verschillende stadia van hun leven, de occulte diagrammen, de astrologie en astronomie, de wetten en gebruiken van de tijd, de manier waarop de goden en godinnen aanbeden moeten worden, de verschillende vormen van meditatie, de kasten, een opsomming van de kenmerken van het mannelijke en het vrouwelijke enz. Zeer veel belang wordt gehecht aan magische formules (mantra’s), waarvan de meest bekende is: „om sac cid ekam Brahman”, „om (absoluut) zijnde, (absoluut) bewustzijn, één is brahman”.
Deze geschriften zijn van sociaal en ethnologisch standpunt bezien van onschatbare waarde. De Sakti-cultus heeft zich onder de massa verspreid en is een cultus waarin de bhakti, de toegewijde liefde voor God, in dit geval de Moeder-Godin, een grote rol speelt. Deze cultus heeft gebloeid vooral in tijden van ellende en men zou hem daarom een „wanhoopsreligie” kunnen noemen. Immers de Moeder beheerst als Sakti niet alleen de schepping, maar ook de vernietiging, d.w.z. de natuurrampen, oorlogen en andere vormen van ellende. Tot haar neemt men dus zijn toevlucht door middel van offers en gebeden. Om de twee-eenheid van Siva en zijn Sakti en tevens de kosmische gelukzaligheid, die uit hun vereniging voortspruit te symboliseren, verenigden zich tijdens de eredienst ook mannen en vrouwen, veelal echtelieden, die daardoor aan het huwelijk een goddelijke, hogere wijding gaven. Vaak was het voldoende, indien de man voor één nacht huwde. Dit heeft een vorm van religieuze prostitutie en zeer veel misbruiken (vgl. K. Mayo, Mother India, over de tempelmeisjes, devadasi’s) veroorzaakt.
Ook het genot van wijn, vlees en vis, alle op het rechterpad verboden, behoren tot de riten van het linkerpad. Dit pad mag men slechts betreden, nadat men het andere voleindigd heeft. Men bevrijdt zich hierop van de hartstochten, niet door ze te ontlopen of te onderdrukken, maar door ze moedig tegemoet te treden. Niet iedereen slaagde echter in deze moeilijke opgave. Het Saktisme is ontstaan en heeft gebloeid vooral in Assam, Nepal en Bengalen.
Het Tantrisme erkent geen kasten. Het „heil” staat open en is toegankelijk voor allen, die er rijp voor zijn. Het is de leer van het tegenwoordige, duistere tijdperk, het Kali-yuga, en vervangt volgens de Tantrika’s de oude Vedische leringen en offers. Het Boeddhistische Tantrisme heeft zich vnl. ontwikkeld op de grondslag van de metaphysica van de monistische Madhyamika- en idealistische Yogacara-Vijnanavada-systemen, ofschoon ook elementen van het oude Boeddhisme er in zijn opgegaan. Het Boeddhistische pantheon met zijn Dhyanibuddh’as, goden en hun sakti’s is ontslaan uit de mystieke contemplaties en meditaties, behorend tot het Tantristische pad. Van groot belang zijn de Sadhana’s, voorschriften die nauwkeurig aangeven, hoe de discipel een Siddha, een Meester der Volmaakte Wijsheid, wordt. Een van de wegen is de meditatie op een godheid waarmede de leerling zich volledig moet identificeren, en welke daarom een gedetailleerde beschrijving van de houding (mudra) van die godheid vereist. Van Indië uit heeft deze leer zich over geheel Azië verspreid. Tot grote bloei kwam het in Tibet en in Indonesië. In Japan leeft het nu nog in de Shingon en Tendai-secte.Het is stellig mede aan de ontaarding van het Tantrisme te wijten dat het Boeddhisme uit Indië verdwenen is en als het ware opgegaan is in het Hindoeïsme.
JJ. VAN LOOY
Lit.: E. A. Payne, The Saktas (London 1933); Arthur Aval on (pseud. v. J. Woodroffe), The Serpent Power (2de dr., Madras 1924); Idem, Principles of Tantra (2 dln, 1914-1916); Idem, The Tantra of the Great Liberation (London 1913); J. Woodroffe, Shakti and Shakta (London 1929); Ananda Goomaraswamy, The Dance of Siva (London 1924); T. A. Gopinatha Rao, Elements of Hindu Iconography (2 dln, Madras 1914); Charles Eliot, Hinduism and Buddhism (dl II, London 1921); J. N. Farquhar, An Outline of the Religious Literature of India (London 1920); H. v. Glasenapp, Der Hinduismus (München 1922); Idem, Buddh. Mysteriën. Die geheimen Lehren u. Riten d. Diamant-Fahrzeugs (Stuttgart 1940); J. Gonda, Inl. t. h. Ind. Denken (Antwerpen 1948); voor het Boeddh.Tantrisme: Bibliographie Bouddhique (Paris).