noemt men bij naamloze vennootschappen een winstdeel, dat bij wege van bezoldiging aan directeuren, commissarissen of andere arbeiders in haar dienst wordt toegekend.
Lit.: E. J. J. van der Heyden, Handboek voor deN.V., 5de dr. (1950» bew. d. W. C. L. van der Grinten), § 252.