onderscheidt men in ziekten van de harde weefsels en ziekten van de zachte weefsels. De voornaamste ziekten van de harde weefsels zijn: de cariës'', de wigvormige defecten, cementhypertrophie en de resorptie van de tandwortels.
Gedurende de ontwikkeling van het tandglazuur kunnen zich allerlei storingen voordoen, zoals hypoplasieën, glazuurparels, abnormale pigmentatie en defecten ten gevolge van rhachitis of syphilis. Bij aangeboren syphilis komen de zgn. tanden van Hutchinson voor; de eerste snijtanden van de bovenkaak vertonen dan aan de onderzijde een halve maanvormige uitholling. Ook in het dentine (tandbeen) kunnen allerlei ontwikkelingsstoringen voorkomen, waardoor de vorm van de tand atypisch wordt. Ten slotte kan het cement van de wortel zich abnormaal ontwikkelen, waardoor een ankylosis of synostosis, een massieve benige verbinding ontstaat tussen de tandwortels en de tandkassen.De ziekten van de zachte weefsels betreffen afwijkingen van de pulpa en het wortelvlies. Als ziekten van de pulpa kent men de hyperaemie van de pulpa, de acute ontsteking en de chronische ontsteking, eindigend in een pulpapoliep of in afsterven van het pulpaweefsel (gangraen). Ook komen er in de pulpa allerlei degeneratieverschijnselen voor zoals atrophie of afzetting van kalkzouten in het pulpaweefsel. In aansluiting aan een chronische ontsteking van de pulpa kan een acute ontsteking van het wortelvlies ontstaan, gevolgd door een acuut alveolair absces, dat hevige pijn, zwelling van de wang (in de bovenkaak ook zwelling van de oogleden) en koorts veroorzaakt en soms aanleiding geeft tot het ontstaan van een fistel. Uit het wortelvlies kunnen zich ook cysten en tumoren ontwikkelen.
RENÉ HAMER.